Wie een beetje thuis is in de wereld van de actuele beeldende kunsten denkt bij de naam Paul Gees aan abstract-geometrische constructies die in regel drie materialen bevatten: hout, metaal en steen. Samen dagen ze de wetten van zwaartekracht uit, dragen ze een soort spanning in zich en ademen ze een uitgekiend evenwicht uit. Het zijn beeldende gedichten en architecturen tegelijk. Het werk appelleert sterk aan het minimalisme. Dat de materialen in hun gespannen verhouding zo op elkaar zijn aangewezen, vervult me met heel veel warmte. Hierin en in de grilligheid van de steen en de sterkte van het metaal zit de poëzie verankerd.
Omdat Gees op 12 december jl. 70 is geworden, wordt - dat gaat zo wanneer je op die dag van het jaar 1946 geboren bent - zijn werk royaal getoond in de knappe vertrekken van de Valerie Traan Gallery, waar ook de monografie “Paul Gees 12.12” is voorgesteld en wordt aangeboden. Ze biedt een rijk overzicht van 50 jaar kunstenaarschap.
Paul Gees werd niet alleen in ‘49 geboren, het winterend levenslicht zag hij meer bepaald in Aalst. Vooral daar, in de stad van de onnavolgbare Boon, zou hij na zijn studies interieur-architect actief zijn in het CSV (Centrum voor Samenwerkingsvernieuwing) én in de galerie van Roger D’Hondt, “New Reform” meer bepaald, waar toen gretig werd geëxperimenteerd. Zo komt het dat een kunstenaar die op mij vooral een minzame indruk maakt en van wie je best kunt vermoeden dat hij dit soort subtiel, poëtisch, doordacht en tegelijk “stil” werk maakt, in die tijd ook performances deed. Hij leerde er tal van actuele kunstenaars kennen. We schrijven 1975. Drie jaar eerder had de Documenta (Kassel/D) indruk op hem gemaakt. Het schilderen in het spoor van Raveel zou nu een einde nemen en de jonge kunstenaar frequenteerde met regelmaat het Antwerpse ICC.
Het was de bloeiperiode van kunststromingen als Fluxus, performance, Land Art, Minimalisme, concept, Arte Povera… Je kreeg veel op je artistieke bord. Het zorgde bij de jonge Gees voor een zekere desoriëntatie. Long, Merz, Beuys, Vautier, Vostell, Rückriem, André, Serra, Weiner… Razend interessant allemaal. Het minimale en het conceptuele zouden hem uiteindelijk het sterkst beïnvloeden.
Vanaf ’81 besluit Gees “beelden” te maken met (essen)hout, steen en metaal. Staal in combinatie met de spanning van het hout en het gewicht van de steen. Zo vertellen de beelden elk hun verhaal, zegt de kunstenaar die denkt aan de hand van potlood en papier. De kunstenaar maakt ook autonome tekeningen.
In de galerie hebben we het uiteraard over veel meer. Ik zie hoe hij er buiten en binnen ook situ heeft gecreëerd, ik zuig het ruime overzicht (ook collages en foto’s) in me op en stel met verbazing vast hoe in bepaalde werken plots ook kleur een plaats krijgt.