Die attitude wil APA bevorderen. Maar dat zal niet volstaan om het probleem de wereld uit te helpen waar performancekunstenaars steeds weer op stoten. Veel potentiële kopers schrikken er namelijk voor terug om hun werk te kopen, omdat het niet duidelijk is wat ze dan precies verwerven. Er wordt weinig of niet nagedacht over de vorm en voorwaarden waaronder dat kan gebeuren. Zolang dat niet het geval is, valt er niets te verkopen, en dus ook geen leefbare artistieke praktijk uit te bouwen.
Vaisberg: “Zo krijg je de vreemde situatie dat kunstenaars die op dit ogenblik sterk in de kijker lopen en overal gevraagd worden toch in een zeer kwetsbare positie zitten. Je kan je zelfs afvragen of hun werk eigenlijk wel ernstig genomen wordt. Je ziet vaak genoeg dat het dient om een opening een beetje luister bij te zetten, zonder dat de middelen er zijn om het werk tegen behoorlijke voorwaarden permanent te tonen of adequaat te vergoeden.”
“Maar,” zo bedenkt ze bij zichzelf, “een oplossing voor het probleem begint bij de vraag wat je verkoopt. Als voormalig advocaat interesseert me dat sterk. Verkoop je een soort copyright, een recht om een werk uit te voeren, of iets anders?”
Kunstenaars, zo legt ze uit, lossen het probleem doorgaans op door ‘afgeleide producten’ van hun performances te verkopen, zoals tekeningen, props, video’s etc. Maar dat is paradoxaal, want zo wordt een kunstvorm die gebaseerd is op het efemere herleid tot verkoopbare objecten. Terwijl de opzet vaak was om daarvan weg te komen.
De kunsthandel zelf doet weinig pogingen om daar oplossingen voor te bedenken. Gebrek aan tijd om de kwestie grondig door de denken is meestal het excuus. “Onlangs was ik op Art Basel net te laat om een performance van een jonge Japanse kunstenares bij te wonen. Haar galeriehouder liet me toen het filmpje zien dat hij met zijn telefoon gemaakt had. Zo vernam ik ook dat het werk op zich niet te koop was, wel de schoenen en de doos die ze gebruikte. Maar hij achtte een wederopvoering niet uitgesloten, als je de kunstenares zou betalen voor transport en verblijf.”
“Dat is waar het fout loopt,” zegt Vaisberg. “Dat is geen behoorlijke vergoeding, gezien het werk dat eraan voorafging. Daar had de galeriehouder nooit over nagedacht. Dat zie je telkens weer. Galeries als Bosse & Baum in London of Ellen De Bruijne in Amsterdam zijn de spreekwoordelijke uitzonderingen op deze regel. Vorig jaar haalden we met de steun van Bosse en Baum een advocaat naar Brussel om te debatteren over een correct protocol om het werk zelf, en dus niet de afgeleide producten, op een goede manier op de markt te brengen.”
Richtlijnen voor kunstenaars om performances te verkopen
Het schoentje knelt echter niet alleen bij de galeries. Ook de kunstenaars zelf hebben de verplichting om beter na te denken over de manier waarop ze hun werk kunnen verkopen. Dat werd Vaisberg duidelijk na vele gesprekken met kunstenaars. “Ik begon erover na te denken door een gesprek met Pauline Curnier Jardin. Boeiend queer-feministisch werk, met een burlesk kantje. Ze werkt veel met performers en beklaagde zich erover hoe moeilijk ze het had om haar werk gefinancierd te krijgen. Ze wist gewoon niet hoe ze eraan moest beginnen. Ze is lang niet de enige in die situatie.”
Vaisberg kwam tot de conclusie dat er een soort ‘gids’ zou moeten komen die kunstenaars bijstaat om de juiste vragen te stellen en de juiste stappen te zetten als ze een protocol uitwerken voor de verkoop van een werk. Er zijn al best wat voorbeelden. Tino Sehgal slaagt er bijvoorbeeld in vorstelijk betaald te worden voor zijn werk en dwingt bij elke uitvoering ook redelijke gages voor de uitvoerders af. Daar kan je van leren. Maar elke kunstenaar moet zo’n protocol wel op zijn manier uitwerken zodat het recht doet aan de eigen aard van zijn of haar werk.
“We gaan daar ver in deze keer,” besluit Vaisberg. “Je zal verschillende performances kunnen zien, van Belgen als Ariane Loze of Lieven Segers, maar ook van internationale kunstenaars als de Nieuw-Zeelander David Rickard. De catalogus zal enkel bestaan uit de protocollen die de kunstenaars uitschreven om hun werk te beschrijven en te definiëren. Dus geen foto’s van de werken of van afgeleide objecten’. ‘Hard core’, maar zachte heelmeesters maken dan ook stinkende wonden.