Het lijkt ideaal: S.M.A.K. Gent put naast zijn eigen collectie nu ook uit de privécollectie Matthys-Colle. De Gentse neuropsychiater Roger Matthys was, samen met onder meer Karel Geirlandt, een van de pioniers van de Vereniging van het Museum voor Hedendaagse Kunst, wat uiteindelijk zou zorgen voor een écht Museum voor Hedendaagse Kunst in Gent, het huidige S.M.A.K., met Jan Hoet als eerste directeur. Roger Matthys bouwde samen met zijn vrouw Hilde Colle ook een fameuze kunstcollectie op, die na zijn overlijden in 2016 (Hilde Colle overleed in 2004), opging in de Stichting Matthys-Colle, waar het S.M.A.K. een langdurige samenwerking mee aanging, onder meer via een bruikleen-afspraak voor al zeker tien jaar. Het sleutelwerk Great American Nude #45 van Tom Wesselman uit 1963 legde de brug: het werd uit de Collectie Matthys-Colle aangekocht door de Vlaamse Gemeenschap (met 2,1 miljoen een van de drie duurste aankopen van het Topstukkenbeleid) en in langdurige bruikleen gegeven aan het S.M.A.K.
De samenwerking S.M.A.K.-Matthys-Colle resulteert nu in de expo Popart, van Warhol tot Panamarenko. En er zijn stevige werken te zien, zoals de reeksen Marilyn Monroe, Five Deaths Twice II en Big Electric Chair van Andy Warhol, alom bekend als de peetvader van de popart. Ook Amerikaanse geestesgenoten Roy Lichtenstein, James Rosenquist, Claes Oldenburg en anderen zijn erbij. De Britse popart, die al in 1952 begon met Richard Hamilton, is evenwel mager vertegenwoordigd, met werk van onder meer Allen Jones en Peter Phillips.
Het toevoegen van kunstenaars als Gerhard Richter, Daniel Spoerri en Christo vind ik dan weer heel problematisch, al kan je dat met enige goeie wil nog zien als een Europese inherente kritiek op de popart-beweging, onder meer via de Franse Nouveaux Réalistes, maar dat wordt nergens geduid. De hele popart-beweging wou eigenlijk als geen ander het hermetische van de toenmalige conceptual en minimal art hekelen. Dat deed ze door gebruik en toevoeging van elementen uit de toenmalige massamedia, met reclame, televisie en film als inspiratiebronnen. So far, so good.
Maar de toevoeging van Belgische kunstenaars als Panamarenko, Raoul De Keyser, en zeker Roger Raveel vind ik nog vreemder: in de gesprekken die ik met hen in vroegere jaren voerde, werd popart vooral als een modeverschijnsel bekeken, waarop ironisch gereageerd kon worden. De enige echte Belgische popart-kunstenaars waren Evelyne Axell (die sinds enkele jaren gelukkig herontdekt wordt) en Pol Mara, wiens erotische oeuvre al langer met de mantel der liefde bedekt wordt. De Feltra van Panamarenko is een randgeval, zeker als je het vergelijkt met de sculptuur Woman Leaning Against a Chimney van George Segal: de humor zit hem niet in New York, eerder in Antwerpen. Een scherpe keuze is ook de sculptuur Lila uit 1965 van Jef Geys, als anti-popart-statement.
Niet dat Popart, van Warhol tot Panamarenko geen frisse tentoonstelling is: het doet plezier erin rond te lopen en al die werken, die intussen zestig-zeventig jaar oud zijn, hun houdbaarheidsdatum prominent te zien overschrijden. Zoals de Amerikaanse topauteur Don DeLillo het in een van de slogans op de S.M.A.K.-muren zegt: 'Before pop art, there was such a thing as bad taste. Now there's kitsch, schlock, camp, and porn.' Daarom raden we de bezoekers van de popart-tentoonstelling ook aan om even door te stevenen naar de eerste etage van het gebouw: daar loopt de tentoonstelling Kleine Catalogus van de Collectie van S.M.A.K. Zo'n vierhonderd kinderen en jongeren, en negen curatoren tussen 13 en 16 jaar, kozen 150 werken uit de museumcollectie, wat gepaard ging met workshops, groepsgesprekken, onderzoekswerk en dies meer. De werken worden nu over alle ruimtes op die eerste etage getoond. De deelnemers gaven hun eigen commentaar op de kunstwerken, die ook op de museummuren zijn aangebracht. En zo lees je bijvoorbeeld bij het schilderij Unicorn van Michaël Borremans de visie van de 15-jarige Zeynep: 'In dit schilderij zie ik geen verf, maar wel bloed en pijn, spijt en veel emoties.'