Al meer dan 150 jaar organiseert de Rijksakademie van beeldende kunsten in Amsterdam kunstenaarsresidenties. De selectieprocedure voor de meest prestigieuze residentieplaats in Nederland is uiterst competitief. Het verblijf van twee jaar biedt residenten, naast een studio, toegang tot de befaamde diverse technische werkplaatsen waar ze hun materiaalonderzoek verder kunnen uitdiepen, en frequente studiobezoeken door begeleiders uit het culturele veld. Helena Julian bezocht de jaarlijks georganiseerde Open Studios.
De Open Studio-dagen, sinds kort georganiseerd in de lente parallel aan de bredere Amsterdam Art Week, worden steevast druk bezocht door liefhebbers maar vooral ook door professionals. Het zijn de dagen waarop de kunstenaars zichzelf presenteren en profileren, in de hoop hun werk binnenkort bij internationale presentatieplekken te kunnen tonen. Van over de hele wereld vliegen de residenten in, en idealiter vliegen ze na een geconcentreerde periode van twee jaar weer de hele wereld over. Dit alles begint bij het openstellen van hun studio’s, die voor de dagen werden opgeruimd en geïnstalleerd als kleinschalige solotentoonstellingen.
Tijdens de persdag, die vaak iets rustiger bezocht wordt, vertrouwt een huidige resident me toe dat de anticipatie en spanning door de gangen zweeft. Stilte voor de storm, zegt hij. Die rust was ook kenmerkend voor de afgelopen twee jaar bij de Rijksakademie. Hoewel de globale condities allesbehalve stabiel waren, bracht de residentie voor velen een plek waar men zich kon terugtrekken, om te onderzoeken, te reflecteren, en zich tussen mede-residenten onderdeel te voelen van een micro-afspiegeling van de bredere wereld.
Meer dan voorbije jaren, waarbij presentaties vaak uitgesproken en bout waren, laat dit jaar zich zien als een jaar van reflectie. Hoewel veel van de presentaties deelnemen aan gesprekken over gedeelde globale urgente onderwerpen en politieke statements niet geschuwd worden, lijkt het alsof ze weloverwogen worden uitgesproken en ingebed worden in de keuze voor materialen en in hoe ze de bezoeker trachten aan te spreken.
Razia Barsatie evoceert bijvoorbeeld sensorische herinneringen aan haar familiale structuur in Suriname. Haar praktijk vormt zich al enkele jaren rond kruiden, omwille van hun bijzondere materiaal en hun kenmerkende geur. Deze komt je tegemoet wanneer je de studio betreedt; een hartelijke uitnodiging om je elders te wanen dan een kunstinstituut. Dit jaar presenteert ze meer sculpturale objecten gemaakt van tapiocameel en glycerol gemengd met masala, kurkuma en paprika, die wanneer ze langzaam zijn opgedroogd een transparantie bereiken die lijkt op een huid. Dat is voor haar een verwijzing naar de oppervlakte, het bewustzijn, terwijl haar tekeningen en een fel met kurkuma beschilderd geluidssculptuur verwijzen naar haar onderbewuste. Hier horen we gesproken opnames die Barsatie van zichzelf maakte doorheen de jaren, op moeilijke en mooie momenten, van een schaterlach tot een beschermingsgebed.
Ook Selma Selman werkt met materialen die ze meebrengt uit het land waar ze opgroeide, hetzij op een andere schaal. Ze liet onderdelen van een Mercedes auto overkomen vanuit Bosnië naar Amsterdam, en beschilderde de oppervlaktes met enerzijds een intiem familiaal tafereel van haar ouders aan de eettafel, anderzijds met fictionele – zoals zij het noemt – ‘quantum fysica lichamen’. Het is een verschuiving van kracht en eigendom, licht ze toe. Rond de Roma gemeenschap in Bosnië zijn er veel vooroordelen, die Selman ontwricht door haar eigen beeldtaal toe te voegen aan materialen die ze maar al te goed kent, omdat haar vader werkzaam is bij een autosloperij. Niet alleen de geschilderde beelden die Selman toont zijn treffend, ze weet ook goed in registers van beeldtalen te werken, tussen de solide autodelen en de milde penseelstreken.
Veel studio’s creëren dit jaar een besloten context waarbij de condities het werk ondersteunen. Zo vraagt Rajyashri Goody je allereerst om je schoenen uit te trekken, om de oppervlakte van haar studio die een dunne laag van klei kreeg niet te beschadigen. Het is een eenvoudige daad, maar hoogst effectief om je in de context van haar onderzoek te begeven. Goody licht toe dat de installatie zoals we in haar studio tegenkomen, met minimale ingrepen zoals een fijn sculptuur gemaakt uit veelkleurige stenen en een tiental dunne schriften, toegewijd is aan de Indiase Dalit bevolkingsgroep waar zij ook onderdeel van is. Ze kijkt naar de geschiedenis van deze groep via de geschiedenis van voedsel: het productieproces, de gebruiken, maar ook de vraagstukken over wie er toegang heeft tot vers voedsel. In de boekjes die ze produceerde neemt ze autobiografieën en literatuur van Dalit schrijvers onder de loep op zoek naar referenties aan de cultuur van voedsel en koken. Deze tekstfragmenten worden samengebracht in wat Goody haar ‘recepten’ noemt; referenties aan historische en meer hedendaagse condities van voedselproductie.
Terwijl ze in haar eerste jaar nog een overtuigde filminstallatie toonde, zet Polina Medvedeva dit jaar in op een meer suggestieve vorm van presenteren. In een halfduistere zolderruimte ontwikkelde ze een parcours van lampen, stopcontacten en een gesmolten wasmachine, die onderdeel worden van een interactieve documentaire die een bijzondere sensorische werking heeft. Als bezoeker krijg je een electromagnetische microfoon mee die je naar verschillende audio-kanalen laat luisteren, of is het afluisteren? Medvedeva beschrijft de installatie als een collectie scènes, die een beeld geven van persoonlijke verhalen van mensen die weerstand bieden. Als kunstenaar die zowel opgroeide in Nederland als Rusland, brengt zij haar observaties over gedeelde en contrasterende politieke contexten naar de voorgrond, hier via audiomaterialen die bestaan uit flarden die afkomstig zijn uit de oorlog in Oekraïne.