Met The Theatre of the Ballenesque wil De Centrale in Brussel de bezoeker onderdompelen in het bevreemdende universum van Roger Ballen. Maar de kunstenaar die meer wil zijn dan een fotograaf blijkt toch vooral te overtuigen met zijn fotografisch werk.
Weinig hedendaagse kunstenaars zijn er zo in geslaagd een eigen universum neer te zetten als Roger Ballen (1950). Een foto van Ballen herken je in een oogopslag – veel van zijn werk heeft ondertussen een iconische status. De Amerikaanse, in Zuid-Afrika woonachtige kunstenaar duikt in de diepste krochten van de maatschappij, in een milieu waar de meesten van ons zelfs het bestaan niet van konden vermoeden. De manier waarop hij poor white trash – zowat het laagste van het laagste in het nog steeds gesegregeerde Zuid-Afrika – portretteert is en blijft ongezien. Die verstotenen, hopelozen en marginalen geeft hij niet weer in een droge, documentaire stijl zoals men zou kunnen verwachten van zo’n onderwerp. Nee, hij legt zijn ‘modellen’ – al dan niet met lichamelijke misvormingen en slecht gebit – vast in een karige setting, met op de muur vaak graffiti of andere krabbels, neergepend door mensen die het schrift niet al te machtig zijn. Onthutsend, aangrijpend, maar zonder in sensatie te vervallen. Van een man die zo’n universum kan neerzetten – en van wiens naam een eigen adjectief werd gemaakt – moet men ook kunnen uitpakken met alle andere aspecten van zijn oeuvre, moet men bij De Centrale gedacht hebben. Maar dat valt toch te bezien.
Afgeleide producten
Het tentoonstellingstraject begint – bij wijze van prelude – in een verduisterde zaal met een aantal werken van Ronny Delrue die, naast bewerkte foto’s en werk in samenwerking met Marguerite Rossouw, ook Ballens foto’s onder handen heeft genomen. Over het hoe of wat van die samenwerking en de daaruit voortvloeiende correspondentie kon u meer lezen in het vorige nummer van HART. Hoewel er wel gemeenschappelijke punten te bedenken zijn tussen beide kunstenaars, komt het geheel toch wat vrijblijvend over. Een gordijn met daarop een schets van een aantal grof geborstelde figuurtjes leidt de bezoeker naar de eigenlijke tentoonstelling waar men in een andere wereld lijkt binnen te stappen. Die laat zich nog het best samenvatten met het bekende Dante-citaat: ‘Laat varen alle hoop, gij die hier binnentreedt.’ De hoofdruimte wordt ingenomen door rijen stoelen die zijn bezet door een bont gezelschap poppen. Af en toe weerklinkt een krankzinnig gelach van een vrouw. Op een podium staat een groep muzikanten. Een kale man met een trompet lijkt in te dommelen op zijn stoel. Achter de microfoon staat een gorilla die af en toe mechanisch beweegt en een zweep laat knallen. Op de grond een dronken vrouw wier ondergoed je deels kan zien. De setting heeft wel iets, maar we worden er toch ook niet echt wild van. Er zijn wel meer kunstenaars die in hun werk poppen gebruiken en daarmee – in tegenstelling tot Ballen – een echt beangstigende sfeer weten neer te zetten. Denk maar aan zowat het hele oeuvre van Paul McCarthy, Jos de Gruyter & Harald Thys, of de ‘tentoonstelling binnen de tentoonstelling’ die Massimiliano Gioni voor zijn prachtige Biënnale van Gwangju in 2011 – en in een verdunde versie tijdens de 55e Biënnale van Venetië in 2013 – bedacht rond poppen en het unheimliche. Ook elders doorheen de tentoonstelling heeft Ballen een aantal etalagepoppen uitgesteld die hij – overigens voor de couleur locale – op de rommelmarkt van de Vossenmarkt op de kop heeft getikt, net zoals hun accessoires.
Meer overtuigen doet hij echter met een handvol foto’s wat verderop, waarmee hij zijn reputatie opnieuw waarmaakt. Zoals een foto van een graatmagere man in bloot bovenlijf die op een vies bed rust, met boven hem een karig lichtpeertje. Onthutsend in al zijn eenvoud. In een paar zijnissen worden ook video’s getoond. Terwijl het strak gemonteerde Asylum of the Birds nog een inkijk biedt in Ballens universum en een aantal bizarre personages opvoert – zoals de Rattenman – blijft Mind te lang kabbelen in de schemerzone tussen een making of, documentaire en kunstvideo. Beide video’s maken meermaals gebruik van bestaande foto’s, wat hun autonomie verder ondermijnt.
In een ruimte die uitgeeft op de straatkant is de aanstekelijke video I fink U freeky te zien die Ballen maakte voor de Zuid-Afrikaanse groep Die Antwoord – een slimme zet om toevallige voorbijgangers naar De Centrale te lokken. Maar door ook een uitvergrote still te tonen, naast een installatie met een badkuip met vies, zwart water die ook in de video voorkomt, wordt het geheel toch wat uitgemolken. Is Ballen een groot kunstenaar? Absoluut! Alleen missen die ‘afgeleide producten’ – op een paar video’s na – de kracht van zijn foto’s.