Sanne De Wolf (woont en werkt in Antwerpen) heeft haar hart verloren in het Midden-Oosten. Zonder voorbij te gaan aan de problematiek van landen als Libanon of Iran, vindt ze er aansluiting met haar werk. De beperkingen die er gelden, maakt de kunstenaars er scherper en wat ze niet rechtstreeks kunnen zeggen, doen ze bedekt onder een laag poëzie. Het is die poëtische slagkracht die ook als een rode draad doorheen het werk van De Wolf loopt, subtiel maar zichtbaar, soms serieus, soms op een speelse manier.
Voor haar eerste solo bij Valerie Traan de kunstenaar weer aan de slag met hoofdhaar, een fragiel materiaal dat we haar onder andere al zagen gebruiken in een hemdje geweven van de haren van bewoners van zorgcentrum Immaculata in Edegem – waar ze zes maanden in residentie was – of in ‘Sentinel’, de reeks hoofddoeken met prints van golvende haren die ze maakte in het verlengde van een residentie in Iran. Met de doeken – die ze hier op de markt bracht maar ook verkocht in een drukke straat in Teheran – wist ze een zekere vrijheid voor zichzelf op te eisen en probeerden ze het gesprek over de chador aan te gaan.
De spanning tussen tonen en bedekken die ze met het werk opriep, evoceert ze nu opnieuw met een reeks sculpturen tegen de muur waarin ze hoofdharen, nauwelijks zichtbaar voor het blote oog, met tekst beschrijft – een project waarvoor ze technische hulp krijgt van de afdeling fysica van de Universiteit van Antwerpen. Elke haar bevat een zin, samen vormen ze een liefdesgedicht aan het Midden-Oosten, een omarming die voor een toenadering tussen Oost en West moeten zorgen. En omdat de woorden nauwelijks zichtbaar zijn, kan De Wolf het werk ook zonder veel problemen in een land als Iran tonen. De haren zijn gespannen boven kleine zoutlandschapjes – een referentie aan haar verblijf in het vluchtelingenkamp Shatila in Libanon waar de bewoners zich bij gebrek aan beter met zout water wassen. Letterlijk schrijnend, maar het levert wel een mooi beeld op.
Woorden spelen in het werk van De Wolf een belangrijke rol. Ze gaan verborgen in de haren, doken in verschillende talen op in broden die ze bereidde in een bakkerij in Teheran (‘Let’s make more poems, less politics’) of reizen overal met haar mee als subtiele tatoeages op haar lichaam. Teruggrijpend naar een motto zoals ‘liberté, égalité, fraternité’, of de vergelijking ‘weerstand = spanning:intensiteit’ (waar de titel van haar expo ‘Résistance’ naar verwijst) doet De Wolf nadenken over de inhoud en waarde van bepaalde begrippen en geeft ze haar werk zo een extra betekenislaag.
Centraal in de intieme ruimte waar De Wolf tentoonstelt, staan een aantal sculpturen opgesteld: hard en bonkig – want motoren – maar tegelijk zacht en knuffelbaar door het rozige schuim waaruit ze zijn gegoten. Net als de reeks ‘Sentinel’ verwijzen ze naar de vrouwen van het Midden-Oosten die De Wolf, verborgen als ze gaan onder hun chador, beschouwt als de motor van verandering in de samenleving. Een stille kracht die, hoewel onder spanning, toch weerstand biedt. Weerstand die niet altijd met opgeheven vuist moet, zo maakt De Wolf in deze tentoonstelling opnieuw duidelijk, maar die ook subtiel kan gebeuren, via speelse noten, kwetsbare beelden en een flinke portie poëzie.