Grand Hotel Abyss ‒ zo heet Steirischer Herbst dit jaar ‒ laat de gemoederen niet onberoerd, en dat is al een verdienste op zich. Nochtans hoor ik ook vaak de vraag of Lukács’ afgrond wel zo merkbaar aanwezig is in de artistieke bijdragen. Wat mij betreft hoeft dat niet: zijn woorden dienen eerder als een leitmotiv, voor het festival en voor de tijden waarin we leven ‒ zeker wanneer we het hebben over de afgrond in elk genot. De filosofie heeft met dat laatste steeds geworsteld; de psychoanalyse heeft het op een pedestal geplaatst.
Gelijkenissen zijn te vinden met tal van historische tijdvakken, maar het huidige Europa is daar zeker één van. Wellicht om die reden dat festivaldirecteur Ekaterina Degot fel uithaalde naar Ursula von der Leyen, voorzitter van de Europese Commissie, die de migratiekwestie recent in één adem noemde met “het beschermen van de Europese levensstijl”. Wat die levensstijl dan precies is, tegen wat of wie die verdedigd moet worden en tegen welke prijs: het blijft de vraag. De keerzijde van de luxe ‒ de afgrond van het genot ‒ duikt op in tal van werken die voor Steirischer Herbst gemaakt zijn, en Oostenrijk komt er vaak niet zo goed vanaf.
In het Forum Stadtpark presenteren de Israëlische kunstenaars Daniel Mann en Eitan Efrat de installatie Rn, afkorting voor het chemisch element radon, een radioactief gas dat een therapeutische werking zou hebben. Hoge concentraties werden toevallig ontdekt door de nazi’s tijdens een zoektocht naar goud in het Zuid-Oostenrijkse Bad Gastein. Deze plek, getekend door de dwangarbeid in 1942, is inmiddels een mondain kuuroord en skiresort. De heelkundige werking van radon is overigens nog niet bewezen, en een te lange blootstelling aan het goedje is zonder meer schadelijk. Aan de hand van meerdere video’s en voorwerpen (waaronder een fake rots waaruit stoom komt van water uit Gastein) belichten Mann & Efrat op ontnuchterende wijze de donkere kant van wellness, en tonen ze hoe vervaarlijk artificieel een idylle kan zijn.
In Grazer Kunstverein ‒ waar de Ierse Kate Strain directeur is ‒ loopt een solotentoonstelling van Riccardo Giacconi over de hachelijke situatie van Zuid-Tirol in de jaren 1940, waarbij de bewoners moesten kiezen tussen pest en cholera: ofwel aansluiten bij nazi-Oostenrijk ofwel blijven in het fascistische Italië. Giacconi’s deconstructie van de heraldiek en het design van het Derde Rijk, in combinatie met zijn onderzoek naar lokale volkscultuur, maken de tentoonstelling tot een gelaagd en multimediaal geheel dat de nodige tijd vergt om volledig door te dringen.
Voor ik het festival verlaat, besluit ik Michiel Vandevelde nog te spreken in de lobby van het Parkhotel, waar we begluurd worden door de Lost Cold War Spies, popjes die Nedko Solakov over zes hotels in Graz verspreid heeft. De avond voordien had Vandevelde de première van zijn Human Landscapes - Book II in de majestueuze Minoritensaal, een voormalig refectorium. Zijn performance is het tweede deel (van de vijf) in de opvoering van Nâzım Hikmet’s episch gedicht Human Landscapes from My Country (1938). Hikmet greep de verschillende klassen op de Anatolian Express-trein aan als een manier om de verdeeldheid tussen arm en rijk aan de kaak stellen. In zijn stuk kiest Vandevelde voor vier videoschermen, naast elkaar geschikt tot een panorama, en een koor dat arbeidersliederen zingt. De mise-en-scène is misschien net iets te statisch, en de opbouw te langzaam (ook al ziet Vandevelde het als “een oefening in aandacht”) maar het naar het einde toe kruipt Human Landscapes wel degelijk onder de huid. In combinatie met de voice-over komen de beelden van gevangenissen en werkkampen schrikwekkend dichtbij. Ook een reeks portretten van opgesloten of geëxecuteerde schrijvers en journalisten passeert de revue. Een indringend en poëtisch memento dus, dat me nu doet denken aan wat Erwin Mortier recent schreef: Een minieme afgrond loert in de kieren van de dagen.