In de aanloop naar de groepstentoonstelling ‘Objects vs. Things’ in Extra City Antwerpen (14.09 - 06.10.2019, curator: Fadwa Naamna) stellen we de vijf huidige deelnemers van STRT KIT #5 aan u voor. Vandaag: Eva Van Tongeren (1990).
Er is een steeds terugkerende droom die Eva Van Tongeren in de ban houdt. Daarin kijkt ze naar de zee vanop een kano, een boot of een onderzeeboot; het oppervlak is donker en kalm. Plotsklaps is alles verdwenen en ziet ze zich omringd door water. Een walvis zwemt naar haar toe. Ze doet verwoede pogingen om met het immense zoogdier in contact te treden maar ze weet niet of het haar lukt. In een andere versie van de droom bevindt ze zich aan land en ziet ze een orka gevangen in een bassin. Zolang ze hem niet in zee kan laten moet ze hem aanhoudend besproeien met een tuinslang. Het frustreert en stresseert haar.
Ze liet de dromen duiden. De ene therapeut wilde per se weten of de walvis een hij of een zij was; de andere kon het verschil tussen een orka en een walvis zelfs niets schelen. Een hele tijd wist ze niet niet wat aan te vangen met die dromen. Tegelijk heeft ze schrik om zich zodanig te vereenzelvigen met haar werk dat er geen onderscheid meer is. Zijn dromen dan ook geen vorm van werk, vraag ik haar. Sprak Freud niet van droomarbeid? En hebben dromen per se duiding nodig?
Buiten begint het plots erg hard te regenen; we praten onverstoord verder. De bui klinkt als een achtergrondruis in de geluidsopname. Ze moet haar zachte stem lichtjes verheffen.
Eva Van Tongeren: “Ik heb op Sint-Lukas in Brussel gestudeerd. Tijdens mijn bacheloropleiding heb ik erg geworsteld om mijn eigen taal als filmmaker te vinden. In mijn master voelde ik veel meer vrijheid. Ik sta nog steeds achter mijn masterfilm, die me op een heel andere manier heeft leren kijken naar de dingen rondom mij en naar hoe je films kan opbouwen. Toen werkte ik ook al rond een briefwisseling, net als in ‘Van ver staat het stil’. Het was erg comfortabel om vanuit een correspondentie te vertrekken, zo’n uitwisseling vind ik een heel fijne manier van werken. Door de afstand en de tijd die inherent zijn aan het uitwisselen van brieven, ontstaat er een bepaalde veilige omgeving waarbinnen openheid een kans krijgt. Er wordt een tijd geopend waarbinnen kan worden nagedacht. Het ritme van communicatie wordt bepaald door de traagheid van de post.”
Pieter Vermeulen: Als ik ‘Van ver staat het stil’ (2018) bekijk, vraag ik me af hoe ver die uitwisseling precies reikt.
EVT: “Ik heb Thomas ontmoet via Traliepost, een project van Bond Zonder Naam. Zij verbinden mensen in de gevangenis met mensen daarbuiten om vereenzaming tegen te gaan. Ik ben daar nogal naïef aan begonnen. Je moet een heel formulier invullen met je hobby’s, interesses en zo meer, en op basis daarvan zoeken zij een match. Zij hadden ons geconnecteerd omdat hij erg graag naar films kijkt. Hij heeft – of had – een uitgebreide filmcollectie op DVD. In de eerste brief vertelde hij me al waarom hij in de gevangenis zat: dat bleken heel ernstige feiten. Hij stond erop om dat van bij het begin te zeggen omdat al zo veel mensen hadden afgehaakt. Maar ik vond dat ik de verantwoordelijkheid had om te reageren. Het zijn mensen die langdurig in de gevangenis zitten, dus het gaat niet om een winkeldiefstal. Daarnaast bleek Thomas ook niet veel ouder dan ik, en herkende ik ook een aantal dingen die hij schreef zoals de zoektocht naar connectie, een gevoel van eenzaamheid of toekomstdromen waar ik me wel in kon vinden. Naast die afschuwelijke feiten is het ook een mens die het verdient om met andere mensen in contact te staan.”
PV: Wist hij zelf op voorhand waar het project in zou uitmonden?
EVT: “Nee, maar in het begin wist ik dat zelf ook niet. Het idee om een film te maken is pas maanden na de start van de correspondentie begonnen. Ondanks het feit dat de film meer over mij gaat dan over hem, leefde bij hem ook de nood om zijn verhaal te vertellen. Ik wilde mijn verwarringen omtrent de correspondentie ook kunnen bespreken met anderen. Het maken van de film heeft me in staat gesteld om mijn eigen empathisch vermogen te onderzoeken en te bekijken hoe anderen daarmee omgaan. Op een bepaald moment zijn we beelden beginnen uitwisselen. Hij maakte tekeningen en ik stuurde hem de voice-overs en de foto’s; bewegende beelden mocht ik hem pas sturen toen hij overgeplaatst was naar een psychologische instelling.. Bij het maken van de film is hij van alles op de hoogte gebracht.”
PV: Vertel eens iets over de beelden die je hebt gebruikt? Het lijken wel verdwaalde postkaarten.
EVT: “In eerste instantie is dat een vertaling van beelden die hij aan mij vroeg, zoals de zee, de woestijn waar veel western films zijn opgenomen, de grootste boom in Amerika of een cruiseschip. Er is een verschil tussen wat ik met mijn iPhone heb gemaakt en de analoge beelden die ik met een cameraman, Cedric Vankerckhoven, heb geschoten. De digitale beelden zijn speelser, meer onderzoekend, ze verbeelden eerder mijn blik, een bepaalde schoonheid die mij opvalt, die ik met Thomas wilde delen. Ze hebben een vluchtigheid en snelheid in zich. Aanvankelijk waren ze dus aan hem geadresseerd, pas later hebben ze een rol in de film gekregen. De reis naar Amerika was op zijn verzoek. De films heeft twee geadresseerden, zowel hij als de kijker. Ik probeer de kijker op sleeptouw te nemen doorheen ons verhaal. De analoge film zorgde voor een soort concentratie doordat het een veel tragere vorm is van film maken, veel kostbaarder ook. Zo kon ik de film ook wat meer loskoppelen van de correspondentie. Ik heb de suburbs in Amerika gefilmd omdat ik zelf een link zag met zijn toekomstdromen.”
PV: Vond je die projectie niet moeilijk op ethisch vlak, het feit dat je een bepaald beeld van hem creëert?
EVT: "Bestaan er films die dat niet doen? Ik denk dat het onmogelijk is om via film iemand in zijn volledigheid te tonen, zelfs niet bij een zelfportret. Iedereen kijkt ook op een andere manier naar film, met een eigen bagage, blik en geschiedenis. daarom zal een film of een geportretteerde voor iedereen anders zijn.. Maar er zijn natuurlijk heel veel morele vraagstukken waar ik op botste, zoals mijn verantwoordelijkheid naar mogelijke slachtoffers in het publiek die ik niet wil kwetsen. Maar ook hem wil ik met de film niet kwetsen. Daarom heb ik alles telkens naar hem teruggekoppeld. Maar de film gaat volgens mij veel meer over de zoektocht naar hoe ik mij tot hem moet verhouden.”
PV: Wat ben je van plan in Extra City?
EVT: "Ik kan er nog niet zoveel over zeggen. Het wordt een korte film waarbij ik die droom achternaga. Ik ga naar Ijsland op walvissafari en er toeristen filmen die naar walvissen zoeken. Die zoektocht is een vertaling van mijn verslaving aan die droom. Het wordt veel poëtischer, suggestiever en vrijer dan het andere werk dat ik heb gemaakt. Ik denk dat ik met mijn gsm ga filmen, daar voel ik me comfortabel bij. Voor mij benadert het gebruik van de smartphone ook het meest de blik van de toerist. Maar ik wil ook gewoon proberen om zelf op vakantie te gaan en te kunnen genieten van de natuur en de walvissen (lacht).”
“Daarnaast ben ik bezig met een werk over ademhaling. Dat is een werk dat met de computer geprogrammeerd wordt. Ik heb nog nooit een compleet vormelijke film gemaakt, het is dus een grote uitdaging voor mezelf. Mijn persoonlijke ademhaling is op dit moment zo aanwezig in mijn leven dat ik dat wilde vertalen naar een bepaald beeld. In een van mijn therapieën moest ik een soort schema maken van mijn ademhaling. Omdat je jezelf ook ergens kan herprogrammeren met je ademhaling vond ik het interessant om dat met de computer te gaan visualiseren. Samen met Pierre (Coric, een andere STRT Kit deelnemer, pv) ben ik nu de mogelijkheden aan het bekijken.”
PV: Wat betekent deze residentie voor jou?
EVT: “Het is fijn om mijn medium te kunnen herbekijken en te onderzoeken hoe ik iets maak voor een tentoonstellingscontext eerder dan de cinema. Ik vind het ook heel belangrijk om de andere residenten te ontmoeten en te spreken over mijn werk met andere mensen.”
PV: Daarnaast ben je ook curator van het Visite Filmfestival?
EVT: "Ja, de zevende editie is net achter de rug (in Het Bos te Antwerpen, pv). Ik cureer het festival van bij het begin, sinds de zomer van 2016. Met De Imagerie nodigen filmmakers uit die experimentele, documentaire of soms politieke cinema maken. We vragen ze telkens om naast hun eigen werk ook dat van iemand anders te tonen, en op basis van die werken met het publiek in discussie te gaan. Het is mooi om te zien hoe er bij elke editie een klein, vast publiek terugkeert. Ik denk dat ik sterk vanuit mijn eigen interesses cureer, maar dat mijn eigen artistieke praktijk ook verandert door het werk waarmee ik in aanraking kom. De twee zijn erg met elkaar verweven, en die uitwisseling is net interessant.”
‘Moby Dick’ heeft ze nog niet gelezen – wie weet is dat wel bewust. Na ons gesprek dwalen mijn gedachten af naar werk en vrije tijd, naar walvissen en dromen, ademhaling en briefwisseling. Ik besluit haar nog volgend citaat toe te sturen uit Herman Melvilles ‘Moby-Dick; of, De Walvis’ (1851):
Bij de mens gaat de ademhaling onafgebroken door – één ademtocht is slechts genoeg voor twee of drie hartslagen; zodat hij, wat hij ook verder te doen heeft, lopen of slapen, móét ademen, of anders sterft hij. Maar de potvis ademt slechts ongeveer een zevende, of de zondag van zijn tijd.