In de aanloop naar de groepstentoonstelling ‘Objects vs. Things’ in Extra City Antwerpen (14.09 - 06.10.2019, curator: Fadwa Naamna) stellen we de vijf huidige deelnemers van STRT KIT #5 aan u voor. Vandaag: Maxim Ryckaerts (° 1991).
Pieter Vermeulen: Maxim, je bent zowel beeldend kunstenaar, schrijver als curator. Hoe hangen die activiteiten voor jou samen?
Maxim Ryckaerts: “Het is moeilijk voor mij om slechts één ding te kiezen, al zou het wel makkelijker zijn om mezelf voor te stellen (lacht). In 2017 en 2018 heb ik een wekelijkse column geschreven voor het magazine WeekUp. Die gingen vooral over de stedelijke context van Antwerpen en Gent, vermits ik in beide steden actief ben. Om inspiratie te krijgen voor die 72 kortverhalen begon ik te wandelen door de stad. Dat ronddwalen werd algauw een heel concrete manier om materiaal te verzamelen. Stilaan is de focus ook komen te liggen op de objecten die ik onderweg vond, waardoor ik nu een hele collectie van voorwerpen heb. De sculpturale kwaliteiten daarvan interesseren me, de vorm en de kleur, plus het feit dat ik ze in mijn hand kan houden.”
PV: Ga je die voorwerpen vervolgens op een bepaalde manier ordenen?
MR: “Ik wil de voorwerpen op een didactische manier tonen, zoals op een prikbord op school. Denk ook aan rariteitenkabinetten of schelpenverzamelingen. Rond die objecten ontstaat bij een studiobezoek meestal het eerste gesprek. In mijn presentatie probeer ik dat uit te lokken, al ben ik nog aan het zoeken naar de ideale manier. Het heeft zeker iets performatiefs. Mijn aanwezigheid bij die objecten is evengoed belangrijk, omdat ze intiem zijn voor mij.”
PV: Het lijkt me eigenaardig om de voorwerpen intiem te noemen; de voorwerpen die je op straat aantreft lijken me eerder anoniem. Hoe komt die intieme band tot stand?
MR: “Het intieme komt tot stand doordat ze mij toegevallen zijn op een of andere manier. Als je bedenkt dat elk object representatief is voor een wandeling, begrijp je ook hoeveel tijd ik al aan wandelen heb besteed. In die zin zijn ze een fysieke herinnering aan mijn wandelingen door de stad, maar dan zonder taal. Dat is natuurlijk het grote verschil met de columns. Net zoals bij rariteitenkabinetten gaat het me vooral om de esthetische kwaliteiten van de objecten, het wonderbaarlijke ervan, zonder dat je iets over hun geschiedenis moet weten. Ook al wil ik het woord poëzie hier liever niet gebruiken, is dat misschien wel waar het om gaat (lacht). Het gaat ook om een liefde of zorg geven die er eerst aan ontbrak – dat vind ik wel iets moois.”
“De wandelingen zijn contemplatief of meditatief voor mij, als een inwaartse beweging. Performances zou ik ze niet noemen want daarvoor ontbreekt er een publiek. Ik hou van een zekere afstand tot de dingen – het is op die manier dat je iets onverwachts vindt. Als je er gericht naar zoekt, lukt het niet”
“In het tekenen heb ik dat bijvoorbeeld ook heel sterk. Ik beschouw mijn tekeningen niet echt als een deel van mijn kunstpraktijk maar eerder als iets dat ik gewoon moet doen, een soort van dagboek. Ze komen tot stand vanuit dezelfde openheid als het wandelen zonder doel, om dan toch iets te vinden dat je aanspreekt in de marge van je blikveld. Dat is telkens weer een oefening.”
PV: Vind je dat niet terug in de schilderkunst?
MR: “Met de laatste tentoonstelling (in Haecken & Ooghen te Antwerpen, pv) heb ik nog eens ondervonden hoe kleverig en weerbarstig dat schilderkunstig materiaal is (lacht). Daarom gebruik ik veel tape, aflijningen en strakke vormen. Als die strakheid dan mislukt ontstaan er voor mij dingen die wél goed zijn. Maar eigenlijk ben ik niet zo’n vlotte schilder.”
PV: Hoe is het gesteld met je activiteiten als curator? Wat organiseer je zoal?
MR: “Het cureren staat voor mij eerder los van mijn schrijf- of beeldende kunstpraktijk. In 2015 heb ik de eerste show van In de Ruimte gecureerd in Gent. Ik zat toen in mijn masterjaar. Dat is heel spontaan ontstaan, ook de keuze van de kunstenaars. Het was de eerste keer dat ik dat probeerde. Ik vond vooral de praktische en sociale kant ervan erg fijn: mensen ontmoeten in hun atelier en in de diepte over hun werk praten. Dat heb ik altijd het fijnste gevonden aan tentoonstellingen maken: met mensen in dialoog gaan en hun intieme ruimte betreden. Dat heb je als publiek minder bij het kijken naar tentoonstellingen. Het was ook interessant om me uit mijn eigen patronen te krijgen. Voor de Young Friends van het SMAK heb ik twee grote tentoonstellingen gemaakt, samen met een aantal jonge curatoren. Ik was de enige kunstenaar in het gezelschap en dat was een goed evenwicht. Op korte tijd heb ik op die manier veel mensen uit het veld leren kennen. Een heel leerrijke periode.”
"Daarnaast heb ik ook iets langer dan een jaar de artistieke leiding van This Surrounding Us All magazine gedaan. Ik heb zelf drie interviews afgenomen en me vooral met redactie en organisatie bezig gehouden. Mensen in hun atelier ontmoeten was ook hier de voornaamste drijfveer.”
PV: Zie je de groepstentoonstelling in Extra City ook als een samenwerking?
MR: “Ik denk dat we in de eerste plaats als vijf individuele kunstenaars aan de tentoonstelling deelnemen. Maar ik denk wel dat er een rode draad is: we verzamelen allemaal beelden of dingen. In die zin gebeurt er ook een kruisbestuiving. Vreemd genoeg praat je wel minder over je werk als je zo dicht op elkaar zit, zeker omdat het heel kwetsbaar is waar je mee bezig bent. Dat moet je ook respecteren bij elkaar.”
PV: Wat ga je precies doen in Extra City?
MR: “Het prikbord gaat een soort reproductie worden van het prikbord dat ik dageljks gebruik. Ik ga wel iets gerichter prikken en assembleren in de hoop dat ik mijn knipsels, briefjes, kattebelletjes en objecten met elkaar in dialoog kan brengen zodat het een soort zelfportret wordt. Daarnaast zijn er twee bakken, waarvan er één op een verhoogd platform wordt getoond en de andere een soort tuintje wordt waarin ik de objecten ga uitspreiden. Daar heb ik in vorige installaties ook vaak mee gespeeld, dat de bezoeker een fysieke beweging moet doen om tot het beeld te komen: knopjes waarop je moet drukken, openingen waarin je je hoofd moet stoppen, dergelijke dingen.”
“Het verzamelen zelf is compulsief, iets dat ik niet kan laten. Bakken, kasten en kabinetten kunnen naast praktische oplossingen om iets in op te bergen ook echt het werk zelf gaan uitmaken. Dat vind ik wel boeiend. Wat me nu aanspreekt, is dat ik de dingen letterlijk een plaats kan geven.”