Als je met een beeldend kunstenaar wat doorpraat, al dan niet met een glas erbij, is het enige wat hem of haar interesseert: de kunst zelve. De rest: overheid, galeries, curatoren, verzamelaars enzovoorts vormen een noodzakelijk kwaad, een vorm van bureaucratie. Maar de een kan niet zonder de ander.
Curator Pieter Vermeulen maakte daar een beklijvende tentoonstelling over in De Garage in Mechelen. The Seduction of the Bureaucrat heet ze, en ze vertrekt van een tekst van AA Bronson, ooit lid van het Canadese collectief General Idea, die in 1983 een essay schreef onder de titel The Humiliation of the Bureaucrat, waarin hij uitlegde hoe het ontstaan van kunstenaarsinitiatieven een regelrechte, positieve aanval leek op de bureaucratie, gecreëerd door de rest van het artistieke wereldje en de overheid. Dat was een activistisch essay, waarin Bronson het opnam voor de zin voor initiatief vanuit de kunstenaarswereld zelf. Dertig jaar later zou hij overigens een nieuw essay schrijven waarin hij zijn ontgoocheling uitte, want de kunstenaars waren zelf bureaucraten geworden of omarmden op zijn minst de verstikkende wereld van regeltjes en compromis.
Pieter Vermeulen nodigde een twintigtal Belgische en internationale kunstenaars uit om hun licht te laten schijnen op die ogenschijnlijke tegenstelling: kunst vs. bureaucratie. Hij hoedde zich ervoor om een activistische tentoonstelling te maken, al leek dat een kans voor open doel: in kunstkringen is algemeen bekend hoe de ex-artistiek directeur van De Garage, Koen Leemans, bedankt werd voor bewezen diensten. Hij bleek de Mechelse overheid iets te eigenzinnig en onafhankelijk. Leemans trok noodgedwongen naar de privésector (de Antwerpse galerie Keteleer) en diezelfde Mechelse overheid schreef een vacature uit voor een nieuw artistiek leider voor De Garage. Het ironische is: het profiel beantwoordde perfect aan dat van Koen Leemans.
Het is een redelijk recent verschijnsel in nogal wat Vlaamse en Belgische kunstplekken: hoe het artistieke moet wijken voor de manier van denken en werken in de raden van bestuur, al dan niet gesteund met overheidssubsidies. Zie de ontwikkelingen in het Museum Dhondt-Dhaenens, in de Warande Turnhout, in Mu.ZEE Oostende, het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen enzovoorts: overal delft het artistieke het onderspit voor het bestuurlijke. De ironie is dat de overheid de financiële middelen voor dergelijke instellingen voor een deel op zich neemt (al wordt er meer en meer bespaard) en dat de artistieke krachten — de eerste slachtoffers — naar de privésector moeten uitwijken. Ook de kunstenaars zelf delen in de brokken: zij staan meestal aan het einde van de vergoedingsketen.
Hoe dan ook, in De Garage in Mechelen ontstond door het vertrek van Leemans een gat in de programmatie, en daar is Pieter Vermeulen in gesprongen. Zijn enige eis: hij wilde carte blanche qua inhoudelijke invulling van deze tentoonstelling. En dat heeft hij niet misbruikt: op een onrechtstreekse, oneigenlijke wijze heeft Vermeulen via de geselecteerde kunstenaars aangetoond hoe kunst en bureaucratie op het eerste gezicht tegengestelden lijken, maar dat er uiteindelijk een wisselwerking en soms zelfs een symbiose kan ontstaan die uiteindelijk ook de artistieke creatie ten goede kan komen.
Maar het werk van de kunstenaars in The Seduction of the Bureaucrat is onvermijdelijk ironisch tot cynisch. Zo maakt het Roemeense collectief Apparatus 22 hesjes en uniformen met een tekst op, die kunnen gedragen worden bij vernissages en die vooral hekelen hoe er met kunst, kunstenaars en curatoren omgegaan wordt. Denk je dat kunst / cureren werk is? bijvoorbeeld, of I didn’t get paid for my work in this exhibition (yet I agreed to do it). Do you really think curators feed on glory?
Het duo Vermeir & Heiremans toont de film A Modest Proposal (in a Black Box) waarin ze een financieel model bespreken met een advocaat, dat er zou moeten toe leiden dat ook kunstenaars en kunstwerkers kunnen genieten van de financiële waarde van kunstwerken, opgetast in musea, kunsthallen en galeries. Het Modest Proposal staat op een USB-stick, onbereikbaar opgesloten in een 3D-geprinte metalen kooi. Ook Sarah Hendrickx toont een fatalistische documentaire over wat er kan gebeuren als ‘kunst en creativiteit opgeslorpt worden door de ondernemingsgeest van machtige bedrijven’.
Jan Banning gaat met de fotoreeks Bureaucratics frontaal in de aanval. Hij maakte over de vijf continenten portretten van bureaucraten (al dan niet werkzaam in de artistieke wereld) die vanachter hun bureau op gelijkaardige wijze de lens in kijken en de ‘cliënt’ hiërarchisch laten voelen dat zij de baas zijn. In Department of Art History classificeert Wesley Meuris kunstenaars en kunststromingen in een wetenschappelijke, ordenende aanpak, waarin tegelijk alle creativiteit gesmoord wordt. De video The Stroker van Pilvi Takala is hilarisch: de kunstenares deed zich voor als een wellness-consultant in een trendy Londense coworkingspace, waarbij ze mensen aanraakt en er een sociaal spel opgebouwd wordt: wat is aanvaardbaar als fysiek contact en wat niet? De video dateert van 2018, maar wint aan relevantie in de postcoronajaren.
Philippe Van Wolputte doet het anders: in Temporary Penetrable Exhibition Space toont hij foto’s van vervallen huizen, loodsen en krotten waarin een al dan niet fake tentoonstelling wordt georganiseerd. Het zijn ‘onmogelijke toegangspoorten tot kunsthistorische feiten’: waar is de grens, wat pikt de toeschouwer wel en wat niet, bestonden die toonplekken echt, waar lopen artistieke productie en documentatie in elkaar over?
Zelfrelativering mag ook: Vijai Patchineelam wou tijdens zijn residentie in de Jan van Eyck Academie in Maastricht een kunstenaarsatelier ombouwen tot een gedeelde keuken voor alle residenten, maar botste op bestuurlijke onwil, ‘omdat het niet te verzoenen was met het nieuwe programma en de voorschriften inzake brandveiligheid’. En Lieven Segers liet op de vernissage enkele performers om de beurt een tekst op elkaars rug schrijven, die dan zo goed mogelijk gereconstrueerd moest worden op de volgende rug. Resultaat: het artistieke wordt chaos, en vice versa.
En zo pakken alle deelnemende kunstenaars de dichotomie tussen kunst en bureaucratie elk op hun manier aan. Wie wint er? In een mild oordeel zou je kunnen zeggen: uiteindelijk helpt de een de ander en ontstaat er een vorm van elkaar verrijkende creativiteit. Als je wat cynischer denkt, dan komt een sportgezegde in me bovendrijven: voetbal is een spel met 22 spelers, en op het einde winnen de Duitsers. Wie de Duitsers zijn, mag u zelf ter plekke invullen.