Met If UR Reading This It’s 2 Late, Vol. 3 presenteert Argos een tiental werken van de Amerikaanse videokunstenaar Tony Cokes: een greep uit een rijkgevulde catalogus die een periode van meer dan dertig jaar bestrijkt. Een overzicht van een carrière die steunt op de rijke zwart-Amerikaanse popcultuur en theorievorming.
Tony Cokes maakt werk over vandaag, al dertig jaar lang. Hij kijkt, luistert, leest, hergebruikt en citeert gebeurtenissen waarin hij beweegt tussen de straat, de televisie, boeken en kranten, en de dansvloer. Hij werkt met al die beelden, teksten en geluiden op een niet-hiërarchische manier. Ideeën om op te dansen, zo wordt zijn werk wel eens omschreven. Argos bevestigt die reputatie door een van de video’s te tonen in de etalage van de C12, de dansclub aan de ingang van Brussel Centraal.
De oudste video in de tentoonstelling dateert van 1988. En ook dat is een werk over vandaag, van toen én van nu, ook al werkte Cokes in 1988 met beelden uit de jaren 60. Black Celebration (A Rebellion against the Commodity) hergebruikt nieuwsbeelden van rellen in Los Angeles (de historische Watts riots), Boston, Newark en Detroit. Cokes dient het commentaar op die beelden van antwoord met alternatieve stemmen uit de populaire muziek (van onder andere Morrissey) en cultuurkritiek (bijvoorbeeld uit Guy Debords La société du spectacle). De spanning die hij creëert tussen die verschillende elementen (beeld, tekst, geluid) is belangrijk. Tony Cokes sluit met Black Celebration aan bij voorgangers als Richard Serra en Dan Graham, die in werken als Television Delivers People (1973) en Rock My Religion (1983) mainstreammedia, popcultuur en cultuurtheorie bij elkaar brengen. Twaalf jaar later zal Cokes zijn video 2@ (2000) opdragen aan Grahams Rock My Religion.
Het gaat over vandaag, toen en nu. Wat gebeurde in de rellen van de jaren 60 helpt de rellen van de vroege jaren 90 (na het politiegeweld op Rodney King) te begrijpen, maar net zo goed de beweging achter Black Lives Matter in 2020. Achter de beelden van de rellen klinkt een harde kritiek op de sociale en raciale onderstroom van de kapitalistische consumptiemaatschappij. Het zit er niet in (de video is immers van 1988), maar het is een kleine stap van de Reagan-jaren naar de Trump-jaren, waarin de Amerikaanse president triomfantelijk kan verkondigen dat “when the looting starts, the shooting starts”. Symptomen bestrijden in plaats van de oorzaken, toen en nu.
Zelfkritiek
De tentoonstelling bij Argos, die deel is van een drieluik met deels andere werken in Londen en Harvard, opent met twee recente video’s die lezen, ik zou niet zeggen als een kritiek, maar toch als een reflectie, een commentaar op het eerdere werk. Het ene scherm toont The Queen is Dead … Fragment 2 (2019), een hommage aan Aretha Franklin als icoon van de Amerikaanse burgerrechtenbeweging. De titel van dat werk, ontleend aan een plaat van The Smiths, verwijst al naar de video die afwisselend speelt op het andere scherm: The Morrissey Problem, genoemd naar de zanger van dezelfde Britse band, wiens werk Cokes al gebruikte in Black Celebration. Cokes baseert deze video op een recent artikel in The Guardian over de expliciete sympathie van zijn vroegere idool voor Britse extreemrechtse partijen.
Vandaag, toen en nu: het is fascinerend om te zien hoe de taal van Cokes evolueert doorheen de afgelopen drie decennia. De beelden ruimen na Black Celebration al snel plaats voor tekst en muziek. Die beelden worden gewoon overbodig. Meer dan in de jaren 80, met de opkomst van CNN en MTV en de 24/7 beeldenstroom op televisie, en vooral: voor de komst van het internet, zijn beelden in de 21ste eeuw alomtegenwoordig. Dat geldt zowel voor de niet-getoonde beelden van Abu Ghraib of Guantanamo Bay in Evil.16 (Torture/Musik) (2009) als voor die van New Orleans na orkaan Katrina in Evil.11 (The Katrina Debacle) (2010). Het geldt evengoed voor het ‘evil’-concept zelf, waarmee Cokes verwijst naar de State of the Union die Bush uitspreekt enkele maanden na 9/11. Bush munt in die speech zijn ‘axis of evil’, bestaande uit ‘schurkenstaten’ Iran, Irak en Noord-Korea, en legt zo de basis voor de oorlog in Irak, twee jaar later. Allemaal beelden en concepten die op ons netvlies en in onze hersenen gebrand staan. Dat hoef je niet opnieuw te tonen of uit te leggen.
Zo is de tijd waarin we leven. Cokes gaat zich altijd maar meer interesseren in hoe de dingen in en uit elkaar lopen. Van de zwarte tegencultuur evolueert zijn werk naar een cultuur van het monochroom. Dat valt op als je door de tentoonstelling loopt met al die teksten op wisselend gekleurde - en de laatste tijd ook meer een soort van vloeibare - achtergronden. Dat wordt helemaal duidelijk bij een werk (ironisch genoeg in stemmig zwart, wit en grijs) als Mikrohaus, or the black atlantic? (2006-2008), waarin de Duitse elektronicapioniers van Kraftwerk als inspiratie dienen voor zwarte techno-muzikanten in Detroit, die op hun beurt weer een nieuwe generatie minimal-techno-muzikanten in Duitsland inspireren. Jan Jelinek van Farben vertrekt van de kleurentheorie van Josef Albers. Thomas Brinkmann en collega’s met meer pseudoniemen dan vingers aan een hand zijn dan weer lyrisch over hun vloeibare identiteit. Gefundenes Fressen voor Tony Cokes. Het gaat allemaal in de mix.