Cindy Wright is een Belgische schilder die bekend staat om haar zogenaamde hyperrealistische schilderijen en tekeningen. Maar de term ‘hyperrealistisch’ is misplaatst. Haar werk is een doorgedreven queeste naar hoe je naar een schilderij of tekening moet kijken. Wright heeft nu een kleine, maar fijne expo in de spectaculaire Adornes-ruimte in Brugge, een middeleeuws en goedbewaard landgoed in het hart van de stad. Ze stelt er negen grote schilderijen tentoon, onder de titel Trash & Treasure.
Cindy Wright is een Belgische schilder die bekend staat om haar zogenaamde hyperrealistische schilderijen en tekeningen. Maar de term ‘hyperrealistisch’ is hier volkomen fout. Je kan wel het bijvoeglijk naamwoord ‘hyper’ gebruiken, want wat Wright doet is een doorgedreven queeste naar hoe je naar een schilderij of tekening moet kijken. Zij gebruikt de fotografie daarbij als essentieeel hulpmiddel, waarbij ze composities en taferelen maakt en daar met het toestel zowel op in- als uitzoomt: zowel de intieme details als het grote overzicht zijn belangrijk in de schilderijen die ze aan de hand van die beelden maakt. Daarom moet je haar werk ook op twee manieren bekijken: van heel dichtbij zie je de schildertechnieken die ze gebruikt (waarbij wit – ik denk loodwit – heel belangrijk is), van verderaf zie je het geheel, dat haast fotografisch is.
Cindy Wright heeft nu een kleine, maar fijne expo in de spectaculaire Adornes-ruimte in Brugge, een middeleeuws en goedbewaard landgoed in het hart van de stad. Ze stelt er negen grote schilderijen tentoon, onder de titel Trash & Treasure. Dat gaat over opkomst en groei van het aardse leven, zowel dierlijk als menselijk, maar ook over de rotting, het verval en de dood. De vuiligheid op deze aarde neemt schrikbarend toe, de prille schatten worden zeldzamer. Zoals de perstekst van curator Véronique de Limburg Stirum het omschrijft: ‘De tentoongestelde schilderijen herinneren ons eraan dat alle vooruitgang de kiemen van haar eigen ondergang in zich draagt.’
Wright schildert dat met veel verve (letterlijk en figuurlijk): het hoofdwerk vind je in de Adornes-kapel, zijnde Carnes Terrae, dat op het praalgraf van Anselm Adornes en zijn vrouw Margareta van der Banck (momenteel in restauratie) ligt. Het werk valt dus horizontaal te bekijken, een ongewone pose voor een schilderij, dat normaal aan een muur hangt. Ook hier speelt Wright weer met de conventies. Het doek toont een enorme lap vlees, waarvan je niet weet of de houdbaarheidsdatum al dan niet voorbij is. Maar dat is niet belangrijk: het gaat hier opnieuw over het nabij- of ver-effect, waarbij de schilderkunst als techniek én als mentale benadering in vraag wordt gesteld.
Datzelfde effect heb je ook bij de andere werken, waarbij de ‘oude’, klassieke stilleven-elementen gcombineerd worden met de ‘nieuwe’ vervuiling: een stilleven met egel en een blikje Jupiler-bier, een dode houtsnip op een bedje van wellicht onwelriekende oesters met een plastic badeend, een krop ijsbergsla verpakt in folie, zoals je die soms vergeten in je koelkast vindt, een hoop verfrommelde inpakfolie dat als een golf uit zee opduikt. Dit werk verwijst naar het beroemde golf-schilderij van Hokusai. Zo zitten er nog wel meer kunsthistorische knipogen in de werken.
Maar dat zijn slechts de beelden. Essentieel is dat Wright die beelden voorbijgaat en vragen stelt over de relatie tussen fotografie, reconstructie, schilderkunst en interpretatie. En dat maakt haar werk zo sterk en vooral: zo persoonlijk. Een Wright herken je vanop tien meter, maar ook vanop tien centimeter afstand.