TraumA luidt het thema van de derde Triënnale Brugge. Het woord moet door zijn schrijfwijze de enge verbondenheid van Traum, Raum en Trauma beklemtonen, en hoe achter elk droombeeld menige nachtmerrie schuilt – met name ook achter het volmaakt middeleeuwse plaatje waarmee Brugge de toeristendrommen lokt. Een nobele kritische reflectie die - o ironie - wat verloren ging in de strijd om in deze meer dan ooit traumatiserende pandemische tijden überhaupt nog een Triënnale van de grond te krijgen.
In afwachting van Brusk, een nieuwe kunsthal waarvan de bouw vanaf volgend jaar staat gepland, en die in 2025 moet worden afgerond, en onder meer ook sinds het verdwijnen van spraakmakende Brugse galerijen als De Lege Ruimte en Bruges La Morte, blijft de zeldzame stroomstoot hedendaagse kunst en toekomstdenken die de Triënnale Brugge met zich meebrengt al sinds jaar en dag een absolute noodzaak voor het stadje dat het als toeristisch pelgrimsoord vooral van zijn middeleeuwse verleden moet hebben, en de vele waanbeelden die dat met zich meebrengt. Het belangrijkste verwijt dat men het parcours dan ook kan maken is dat het slechts driejaarlijks is, én dat de edities na afloop zo weinig sporen nalaten, zodat de installaties amper de tijd krijgen om op dit stugge fata morgana in te werken, en een discours te ontwikkelen waarmee ze de status van pretparkattractie ver achter zich kunnen laten.
Unheimlich
Zoals de Duitse kunsthistoricus en wetenschappelijke directeur van de Brugse musea Till-Holger Borchert - die samen met Els Wuyts, Santiago De Waele, and Michel Dewilde het curatorteam van de Triënnale uitmaakt - bij de lancering van de derde editie beklemtoonde, was in 2015 de eerste editie van de Triënnale vooral als een ‘incubator’ bedoeld, lees: een testcase waarbij - niet verwonderlijk - ook een thema als gastvrijheid centraal stond. De tweede editie ging deels verder op dat (toeristisch) élan doordat het gebeuren zich onder het motto Liquid City - en het cliché Venetië van het Noorden getrouw - vooral op de kanalen afspeelde. Daarnaast kwamen echter ook vragen aan bod als: hoe kan Brugge de broodnodige flexibiliteit ontwikkelen in een tijd waarin alles vliedt en niets nog lijkt vast te staan? De recente pandemie die van Brugge van de ene dag op de andere een spookstad maakte, toont aan hoe prangend die vraag wel was. Bij het uitwerken van een overkoepelend thema voor de derde uitgave werd het kritisch niveau nog wat opgekrikt, en werden enkele forse vraagtekens bij het feeërieke imago van Brugge geplaatst. Voortbordurend op een ander cliché dat uit de 19de eeuwse gotiek dateert, en waarin de vergeten middeleeuwse metropool tot een versteend symbool van het uncanny, unheimliche en ander onbehagen uitgegroeid was, wil TraumA – een samentrekking van Traum, Raum en Trauma – onder meer aantonen hoe het flinterdunne verschil tussen droom en nachtmerrie maar al te vaak een zaak van een eenvoudige letter is. Deze Triënnale zou zich daarom niet langer op de reien en kanalen concentreren, maar op stegen en andere vergeten en duistere plekken in de stad, of de armoede en andere ellende die achter de betoverende gevels en onder de rimpelloze waterlijn schuilt.
Vluchtelingen
Een thema ontwikkelen is echter één zaak. Dat discours in een boeiende groepstentoonstelling vertalen is een heel andere uitdaging. Om te beginnen is er immers zoiets als de dagdagelijkse werkelijkheid. Covid-19 heeft meer dan ooit aangetoond hoe weinig deze zich bekommert om goed bedoelde slagzinnen, en alle fictie overtroeven kan. “Het is opmerkelijk hoe de thema’s van de Triënnale buiten ons toedoen steeds weer door de realiteit werden ingehaald,” lacht Till-Holger Borchert, “In 2015 bracht het thema gastvrijheid plots heel andere associaties met zich mee toen de crisis rond Syrische vluchtelingen uitbrak, terwijl in 2018 het begrip Liquid City door de klimaatkwestie een heel nieuwe inkleuring kreeg. Vandaag hebben we het dan weer moeilijk uit te leggen dat het concept van dit parcours al grotendeels op tafel lag voor de pandemie de kop opstak – zozeer sluit de actualiteit aan bij dit thema.”
Apocalyptisch
Centraal in het parcours staat de tentoonstelling De Poreuze Stad in de Poortersloge. Hoewel dat voor de doorsnee bezoeker lang niet altijd duidelijk zal zijn, daartoe blijven de referenties helaas wat al te vaag, is het ook het enige deel dat specifiek als een antwoord op de pandemie werd uitgedacht, aldus Michel Dewilde. Werk van een veertigtal kunstenaars werd daarbij samengebracht in wat ietwat kort door de bocht als een apocalyptische rollercoaster omschreven kan worden. Bezoekers worden daarbij langsheen een vast parcours van acht kamers en haast evenveel topics geleid, van het arcadische, en ingetogen meditatieve, en ordelijke - zij het wat surrealistische - denkmodellen, naar een mensbeeld dat door de onderbuik, vervreemding en ijdelheid geregeerd wordt, en ten slotte laboratoria waar leerling tovenaars hoogtechnologische doemscenario’s uitdenken. Al van bij de eerste zalen, die aan het arcadische en meditatie zijn gewijd, en waar het lieflijk, transparante en lichte borduur- en schilderwerk dat Jana Cordenier aan de Leieboorden creëert onder meer met het geweld van de loodzware, gitzwarte Cascade van Filip Vervaet wordt geconfronteerd, en iets verderop met de al even duistere kruisiging van de monumentale Grand Nada of Het Grote Niets van Thierry De Cordier, en het onbehaaglijke Kellerfenster uit Haus U R van Gregor Schneider, heerst conflict en tegenspraak, en naarmate de wandeling vordert gaat het alleen maar van kwaad naar erger, tot helemaal achterin met het werk van onder meer Bilal Bahir, Danny Devos, Hermann Nitsch, en Emilio López-Menchero helemaal de hel losbreekt.
Maskers
Uiteraard had de pandemie ook de dertien installaties die elders in de binnenstad werden uitgebouwd in haar greep. Niet dat ze onmiddellijk aan de pandemie refereren. Op het typisch Brugse kantwerkje na dat de Amerikaanse Laura Splan met het coronavirus als motief in het museum Onze-Lieve-Vrouw ter Potterie heeft hangen, waar ooit pestlijders werden verzorgd, ontbreken directe verwijzingen nagenoeg volledig. Maar het spreekt voor zich dat een globale lockdown zijn sporen laat op een parcours van in situ installaties, die het vooral van een nauw contact van de kunstenaar met de plek moeten hebben. Het verdient dan ook alleen maar applaus dat de curatoren ondanks reisverbod en andere handicaps toch besloten door te zetten en opnieuw met een grotendeels internationaal deelnemersveld te werken, en dat de Amerikaanse textielkunstenares Amanda Browder er in slaagde om naar verluidt 750 vrijwilligers te betrekken in haar Happy Coincidences co-creatie project waarin deze stof verzamelden en vernaaiden tot gigantische en kleurrijke quilts of lappendekens waarmee her en der gebouwen gebouwen worden bedekt. Dat dit net als de al even grote feestelijke Mexicaanse maskers die Nadia Naveau elders in de binnenstad heeft opgehangen, weinig met het thema te maken lijkt te hebben, en eerder van een decoratieve behaagzucht dan van onbehagen getuigt, neemt men er dan maar bij, net als het feit dat het enige werk van Browder dat bij de opening klaar raakte, een digitale print die zich deels over de gevel van het Europacollege en deels over het water aan de Verversdijk uitstrekt, daar waar in de middeleeuwen laken gekleurd werd, weinig goeds leek te voorspellen.
Kleur
Ook de andere kunstenaars blijken - al dan niet vanwege de communicatie die door de pandemie zwaar bemoeilijkt werd - eerder hun eigen passies gevolgd te hebben dan het voorgestelde thema. Opvallend is bijvoorbeeld de dominantie van kleur: van het opvallende bloed- of Brugs rood van Strangler, de bewandelbare steiger die Hector Zamora als in een architecturale wurggreep ronde grote Oostenrijkse den in de tuin van het Gezellehuis opgetrokken heeft, en van het organische netwerk waarmee Nnenna Okore het voormalige munitiedepot van de stad Brugge, de Poertoren, heeft omkleed, over het zwart van Black Lightning, de als een bliksem zigzaggende en pikdonkere tunnel die Georg Schneider in de kerk van het Grootseminarie uitgebouwd heeft, tot het egale en alles bedekkende grijs van Danse Macabre, de versteende en verstilde draaimolen van Hans Op de Beeck, die ook al vanwege Corona niet voor de opening was klaargeraakt. Opvallend ook hoe het thema van het netwerk, al dan uit organische of andere zachte, flexibele materialen als textiel, terugkeert en de kunstwerken letterlijk de plekken overwoekeren waarvoor ze zijn gemaakt Allicht heeft dat ook te maken met het feit dat dit - wat de bezetting betreft - de meest vrouwelijke editie tot op heden is, zoals Till-Holger Borchert bij de presentatie onderstreepte. Dat intussen Inner Circle, de met pinnen beklede en daardoor onbruikbare cirkelvormige zitbank die Nadia Kaabi-Linke op het Burgplein heeft neergezet, eerder op een thema van de eerste Triënnale, gastvrijheid, lijkt in te spelen, of heel wat andere kunstenaars nog steeds de attractiviteit van de kanalen opzochten, en niet echt de duistere plekken- het weze deze Triënnale in deze moeilijke tijden vergeven. Belangrijker is dat het evenement deze aanslag heeft overleefd. Als het intussen, rond welk thema dan ook, toch nog enige discussie weet te genereren die de toeristische pretpark-prietpraat overstijgt, des te beter. Want dat de pandemie ook in Brugge talloze trauma’s zal nalaten, zoveel is zeker.