Naast de grote Shilpa Gupta-tentoonstelling in het Antwerpse M HKA lopen er traditiegetrouw nog een aantal kleinere expo’s, waarbij twee tentoonstellingen rond kunstarchieven.
De eerste is Een non-u-mentale geschiedenis van het M HKA, die in meerdere delen zal lopen, en waarbij de eerste aflevering draait rond de Stichting Gordon Matta-Clark. Dat is een eerste aanzet om het feit te herdenken dat het Internationaal Cultureel Centrum ofte ICC, de allereerste hedendaagse beeldende ‘kunsthal’ opgericht door de Vlaamse Gemeenschap, in 1970 geopend werd aan de Meir, dus circa een halve eeuw geleden. Eerst was criticus en BRT-journalist Ludo Bekkers kort directeur, daarna (in 1972) werd het beleid overgenomen door Flor Bex, die nadien ook de eerste directeur van het M HKA zou worden.
Het was Flor Bex die in 1977 de Amerikaanse kunstenaar Gordon Matta-Clark naar Antwerpen uitnodigde. Matta-Clark werd beroemd om zijn cuttings of snij-interventies in oude, niet meer bewoonde panden, waarbij plafonds en vloeren voor een deel weggesneden werden, zodat er een heel andere (in)kijk ontstond in de gebouwen (en in de minds). Matta-Clark zou zo zeven interventies maken, vooral in de Bronx in New York, maar dus ook één in Antwerpen, op vraag van Flor Bex. Dat gebeurde in een oud gebouw recht over het Steen, waar een scheepvaartkantoor huisde dat failliet ging. Het was een prachtig werk, gecreëerd ter gelegenheid van het Rubensjaar 1977 in Antwerpen, en kreeg de naam Office Baroque mee. De Antwerpse kunstscene wou het gebouw behouden, maar het toenmalige gemeentebestuur zag dat niet zitten, in 1980 werd het gebouw op een opmerkelijk korte termijn gesloopt. Gordon Matta-Clark maakte de afgang niet mee, hij overleed in 1978 aan kanker.
Flor Bex richtte in 1979 wel de Stichting Gordon Matta-Clark op, waarmee hij de basis wilde leggen voor een toekomstig Museum voor Hedendaagse Kunst in Antwerpen. De Stichting verzamelde werk (182 stuks in totaal) van talloze binnen- en buitenlandse kunstenaars, die zouden dienen voor de inaugurale tentoonstelling van het M HKA, dat in 1987 opende.
De archiefexpo die nu in de ronde zaal van het M HKA loopt, licht al een tipje van de sluier op. Je ziet er onder meer veel documentatie rond Office Baroque, en over de film Jacob’s Ladder van Cherica Convents, gemaakt rond het gelijknamige werk van Matta-Clark voor Documenta 6 in Kassel, in 1977. Maar je ziet er ook sculpturen die in de Stichting hoorden, zoals werk van Tapta, Martial Raysse, Hugo Heyrman, Ed Ruscha; documentatie van de Jean Schwind Stichting (nog altijd onderbelicht); en muurwerken van Vito Acconci, Luc Deleu, Dan Graham, Guillaume Bijl, Daniël Dewaele, Philippe Van Snick, Filip Francis, Willy De Sauter, Philippe Vandenberg en anderen. De meeste van die werken bleven decennia lang in het M HKA-depot zitten, het is tof om nog eens te zien waar al die kunstenaars in de jaren zeventig mee bezig waren. Overigens sloot het ICC zijn deuren in 1998, wat tot zwaar kunstenaarsprotest zou leiden. Uit de puinen van het ICC ontstond de kunstenaarsorganisatie NICC, nog altijd actief als toonplek en belangenverdediger.
Poesia visiva
De andere archiefexpo draait rond Lotta Poetica, een avantgardistisch poëzietijdschrift (1971-1975) waarvan de Belgische visuele en experimentele dichter Paul De Vree een van de oprichters was. Het blad werd de bakermat van de poesia visiva, een vooral Italiaans fenomeen dat in 1963 het licht zag en zich wou onderscheiden van de mainstream poëzie. Het gaat dan ook om visuele poëzie, waarbij de kunstenaars ook beelden gebruikten (onder meer foto’s) en waarbij de vormgeving belangrijk was.
De Italiaan Sarenco en Paul De Vree richtten in 1971 het blad Lotta Poetica op, dat de stem zou worden van militante kritiek en visuele experimenten en ook het knooppunt werd van de poesia visiva. Paul De Vree speelde daar een essentiële rol in, voor hem ‘neemt de visuele dichter een kritische houding aan tegenover de samenleving en registreert hij - op ironische of satirische wijze - zijn protest tegen onrecht, onvrijheid, uitbuiting en indoctrinatie’ (uit de zaaltekst).
De tentoonstelling ‘Poëzie en protest - Het tijdschrift Lotta Poetica’ in het M HKA documenteert deze kunstrichting. Op een vorige tentoonstelling in 1990 in Verona werd het mooi als volgt samengevat: ‘Woorden en beelden (maar ook de gebaren, geluiden enz.) van de poesia visiva zijn een echte en bijzondere esthetische recycling van de grote hoeveelheid informatie die de massamedia in circulatie brengen. Het gaat dus niet om een parodie, noch om een uitsluitend ironisch bewustzijn, maar om een kritisch bewustzijn dat de tekens en betekenis van de sociale communicaties omkeert, dat in het hart van het systeem ageert als een Paard van Troje. Met andere woorden, de poesia visiva is een ‘semiologische guerrilla’. Hoe actueel klinkt deze tekst - en de hele poesia visiva - in deze tijden van de nieuwe sociale media met hun ietwat belachelijke smileys, emoticons, emoji’s, GIFs en memes.