De COVID-19-pandemie heeft haar voordelen. Zo heeft ze volgens de curatoren van het United Fashion Festival eindelijk ook in de schadelijkste sector van de designindustrie, de mode, een veel bredere consensus doen ontstaan rond het feit dat alles anders moet – en dat het om een bittere noodzaak gaat, niet langer om een vrije keuze. In een tentoonstelling werden een veertigtal ontwerpers samengebracht die hiertoe strategieën aanreiken. Een begeesterende wirwar, waarin enkele krachtlijnen vallen te ontwaren, zoals de stelling dat vóór alles ons tijdsbesef van kleding moet veranderen, en dat met het badwater ook het spreekwoordelijke kind niet mag worden weggegooid: ‘Ook duurzame mode moet ons in vervoering blijven brengen.’
Op het gelijkvloers van MAD staat eenzaam een bevreemdende sneaker in een vitrine. Hij maakt deel uit van Invert Footwear, een project waarin de Amsterdamse ontwerpster Elisa van Joolen sinds 2013 sneakers letterlijk binnenstebuiten keert. Het logo en andere marketingattributen zijn daardoor niet langer zichtbaar, terwijl de naden die normaal in het schoeisel verborgen zitten en andere sporen van het maakproces dan weer worden onthuld. ‘Ook het persoonlijk handschrift van de negen op de tien in Azië woonachtige fabrieksarbeiders die de eigenlijke makers zijn van de sneakers die van Joolen manipuleert, maar door de marketing straal worden genegeerd, wordt zo zichtbaar’, zegt Aya Noël, die als dochter van de eigenares van het bekendste Brusselse mode-instituut, Sonja Noël van Stijl, mode met de paplepel kreeg ingegeven, in Parijs en Londen literatuur en modejournalistiek studeerde, en nu als co-curator van het United Fashion Festival naar buiten treedt.
Geen kledingstuk symboliseert de evolutie van de voorbije anderhalve eeuw mode beter dan de sneaker, door de manier waarop het sportaccessoire uiteindelijk zelfs in de haute couture zijn entree maakte en in zijn opgang de versoepeling van de sociale normen illustreerde, maar ook vanwege de wijze waarop multinationals en marketing daarbij de overproductie en wegwerpcultuur ten top dreven, met alle rampzalige gevolgen van dien, van ecologisch tot ethisch. Vandaag kunnen we zolen van sneakers nog steeds niet vervangen, zodat dumpen de enige optie is. Vooral de synthetische materialen en het fabricatieproces brengen een CO2-uitstoot van veertien kilogram per paar met zich mee, terwijl negentig procent ongerecycleerd op de vuilnisbelt belandt.
Sneakers als metafoor
Van Joolens sneaker staat helemaal bij het begin van de tentoonstelling, als onderdeel van een installatie die onder de titel Introduction / Deconstruction meteen de toon zet voor wat volgt. Elk van haar ontwerpen is uniek, in schril contrast tot het in massa vervaardigde schoeisel uit onverkochte voorraden van fabrikanten als Nike of Converse die ze als uitgangspunt neemt. Ze moeten in de eerste plaats als een metafoor worden begrepen, zegt Aya Noël: ‘Voor we de problemen kunnen oplossen, moeten we ze eerst begrijpen, het hele systeem ondergraven en transparantie creëren. Zo wil ook Elisa met haar sneakers het hele modefenomeen binnenstebuiten keren.’
Een meedogenloze fast fashion dicteert in de mode de wet – de sector was ook zowat de traagste in de designwereld om op recente maatschappelijke problemen als de klimaatverandering te reageren. ‘De footwear-industrie hinkt zelfs nog tien jaar achterop, bij gebrek aan een Rana Plaza-moment’, zegt Tansy Hoskins, auteur van Foot Work: What Your Shoes Are Doing To The World. Rana Plaza was het gebouwencomplex in Bangladesh waar textielfabrieken in abominabele omstandigheden voor onder meer Benetton, Primark en Walmart fast fashion produceerden, en dat in april 2013 instortte. De ramp kostte aan 1.134 arbeiders het leven. Nog eens 2.500 anderen raakten gewond. ‘Voor velen was dat de wake-upcall’, zegt Aya Noël.
Paleisrevolutie
COVID-19 deed de rest. Dat mocht ook Bénédicte de Brouwer van MAD ervaren. Toen ze twee jaar terug met het voorstel kwam om het afsluitende festival van het United Fashion-project rond duurzaamheid te organiseren, werd daar veelal meewarig op gereageerd, in een sector die door zijn ongebreidelde overconsumptie als geen ander staat voor wat niet duurzaam is in deze wereld. Maar nu niet meer. ‘Plots is het in de mode om een hekel te hebben aan mode zoals die is,’ zegt Aya Noël, die later naast de Brouwer als co-curator aan de slag is gegaan, ‘en is iedereen het erover eens dat duurzaamheid het cruciale probleem is.’ United Fashion was vier jaar geleden door MAD en met steun van de Europese Unie gelanceerd, als een uitwisselingsprogramma tussen zeven overkoepelende verenigingen uit zes landen, dat ‘het creatief ondernemerschap’ van ontwerpers moest stimuleren. En hoewel MAD intussen – ook al niet toevallig – zelf een paleisrevolutie heeft ondergaan, besloot de nieuwe equipe het project toch nog tot een goed eind te brengen, zij het dat het begrip ‘creatief ondernemerschap’ een heel andere inkleuring kreeg. ‘Want business as usual kan niet meer’, zegt Noël. ‘Het volstaat inderdaad zelfs niet meer out of the box te werken. Men moet uit het niets een heel nieuwe box bedenken.’
Het festival pakt ook uit met een eigen experimentele collectie en lezingen en workshops, maar vanwege welbekende redenen moeten die laatste digitaal en in mineur worden georganiseerd. De nadruk kwam daardoor nog meer op de tentoonstelling te liggen, waarin een veertigtal ontwerp(st)ers uit negen landen een andere toekomst voor mode verbeelden, ‘met minder maar beter’. Naast enkele overbekende namen als Martin Margiela en Marina Yee, gaat het voor een breed publiek vooral om nobele onbekenden, niet het minst omdat voor de next generation het aloude sterrensysteem en de mythe van het geniale individu dat in de splendid isolation van een ivoren toren werkt, plaats heeft geruimd voor de utopie van een niet langer hiërarchische collectiviteit, waarin iedereen die bij het bedenken en maken van een kledingstuk betrokken is – tot en met de uitgebuite arbeid(st)er in derdewereldlanden – op gelijke voet komt te staan. Zelfs de gebruikers, voorheen consumenten, worden verheven tot co-designer. Van de ooit ongenaakbare ontwerper worden daarbij heel andere kwaliteiten dan voorheen verwacht, zoals die van katalysator en mediator. Het is slechts één voorbeeld van de vele pijlers van het oude systeem die in het nieuwe moeten worden omgezet in hun tegendeel.
Kintsugi
Het United Fashion Festival biedt ondanks zijn bonte veelvoud hoegenaamd geen volledig of zelfs maar representatief overzicht van de talloze initiatieven op het vlak van duurzaamheid. Zo ontbreekt de bedrijfswereld volkomen, omdat exclusief voor ontwerpers werd geopteerd. Hun selectie, die over elkaar voortdurend overlappende themata werd verdeeld, van Luxury of Old, Longevity en Heritage, tot Togetherness en Mending, werkt begeesterend. Terwijl ze, ook al niet toevallig, de nadruk legt op regio’s die niet bepaald bekendstaan als power centers van de mode, zoals Roemenië en Bulgarije, komen er ook enkele boeiende krachtlijnen uit naar voren. Met name de ongebreidelde hunker naar het nieuwe, en de uitstraling en status die daaraan zijn verbonden, worden met de vinger gewezen als de oorzaak van alle kwaad: een dolgedraaide overconsumptie, en de exponentieel groeiende sociale slagvelden en afvalbergen die deze genereert. Tal van projecten draaien rond de vraag hoe men die nieuwzucht en de daaraan verbonden illusie van tijdloze perfectie kan doorbreken en kleding een langer of tweede leven, en een verleden mee kan geven – door onder meer modulair en flexibel te ontwerpen, zodat kleding bijvoorbeeld letterlijk met een kind mee kan groeien, of door de gebruikers naargelang van hun behoeften of luim interactief herschikt kan worden. Of door naar het voorbeeld van de aloude Japanse Kintsugi-techniek sporen van slijtage en littekens, die doorgaans reden zijn om kleding af te schrijven, tot eretekens te verheffen.
Parallel met het afremmen van de consumptie wordt in de tentoonstelling uiteraard ook een radicaal herschalen van het productieapparaat bepleit. Welhaast een mission impossible, want zoals de studie All Eco Sneakers Do Is Kill The Planet a Little Bit Slower het onlangs stelde: als alleen al de sneakerindustrie een land was, zou ze ondanks haar groeiend aantal schoorvoetende pogingen om ecologisch verantwoord schoeisel uit te brengen nog altijd de 17de grootste vervuiler zijn. Terwijl slechts één op de dertig geproduceerde sneakers voldoet aan de eco-sneakernorm, zorgt zo’n eco-sneaker nog altijd maar voor tien procent minder uitstoot. Wat dit festival ondanks deze allesbehalve opbeurende cijfers tot een boeiende tentoonstelling maakt, is het feit dat bij de selectie vooral ook gekeken werd naar de wijze waarop de ontwerpers in hun ‘clothing with a conscience’ de essentie van wat mode altijd al tot goede mode maakte weten te bewaren, namelijk de gave om de brug te slaan tussen het lichaam en een onbegrensde verbeelding. Of zoals Aya Noël het zegt: ‘De gave om creatief te zijn, te verrassen, en te begeesteren. Die wordt zelfs binnen de groene beweging in haar angstige pleidooien voor een droog nieuw normaal maar al te vaak over het hoofd gezien. De situatie is evenwel zo ernstig dat enkel die schoonheid, waarbij uitgerekend de beperkingen die duurzaamheid oplegt het pad effenen naar oneindig veel nieuwe mogelijkheden, nog echt verandering kan brengen.’