Als je La Loge binnenstapt, is het op het eerste gezicht twijfelen of er überhaupt wel een tentoonstelling loopt. In de entree brandt geen licht en de rest van het interieur is in schaduw gehuld, afgezien van de lobby, waar ik te horen krijg dat de kunstenares bewust heeft gekozen om de tempel als enige ruimte te verlichten. Zo weet Leonor Antunes (1972, Lissabon) je meteen op het verkeerde been te zetten, door een kloof in de ruimte te creëren.
Onder de titel discrepancies (in het Nederlands: ‘contradictie’, ‘verschil’ of ‘afwijking’) laat Antunes in de voormalige vrijmetselaarsloge te Brussel nieuw en recent werk zien, met plaatsgebonden installaties die op bekorende wijze verbindingen tussen heden en verleden, vorm en functionaliteit, licht en ruimte opzoeken. Het biedt een toonbeeld van een kunst die verankerd en verankerend is – in de tijd, in de ruimte en in het materiaal waarmee Antunes haar onderzoek naar plaatselijke ambachtswijzen en verhalen verderzet.
Bij het betreden van de centrale ruimte is het stil – op dat moment ben ik de enige bezoeker, en ik let bijna automatisch op mijn stappen die ineens zo luid in de kleine tempel lijken na te galmen, blijf eventjes stilstaan, wil die stilte niet doorprikken. Dan keer ik me naar de installatie toe.
Boven de op de parketvloer in dambordpatroon gerangschikte linoleumtegels, hangen paarsgewijs meerdere lichtsculpturen, bestaande uit geblazen, doorzichtig en gekleurd Muranoglas. Via stevige, maar toch elegante koperen buizen dalen ze van het plafond neer, de ene ongeveer op oogniveau, de andere een stuk hoger of lager. De gloeilampen die de zwevende glazen hulzen van binnenuit verlichten zetten alles in een zachtwarme gloed. Door dit kleine veld van glasblokken te stappen richting het ‘altaar’ aan het eind van de tempel, voelt als een welhaast rituele handeling.
Een kenmerk van Antunes’ praktijk is dat ze een constante dialoog met cruciale voorgangers uit de twintigste eeuw aangaat – o.a. Clara Porset, Ruth Asawa en Eileen Grey. De reeks lampen van Muranoglas uit 2019, bijvoorbeeld, ontleent haar naam aan de twintigste-eeuwse Italiaanse architect Egle Trincanato, de eerste vrouw die aan de architectuurschool van Venetië afstudeerde. De vormen zijn een subtiele zinspeling op haar gebouwen. Een andere serie hangende glassculpturen, knot (2018), die met haar licht organische krommen als een fijn contrapunt de verticaliteit van de Egle-lampen onderbreekt, vertrekt vanuit een tekening van Anni Albers en vertaalt haar buigende lijnen op papier naar drie dimensies. Het zijn ‘line drawings in brass’, lijntekeningen in messing, zoals kunstcriticus Amy Sherlock ooit het werk van Antunes omschreef.
Dat geeft bovendien een indicatie naar de politieke dimensie van Antunes’ werk, wat voor Sherlock met een bepaalde vorm van ‘citeren’ of traceren gepaard gaat. ‘Antunes’s methodology is a kind of tracing, a transfering of specific geometries from one space into another’. Zo trekt Antunes een lijn door de tijd, die het erfgoed van binnen de geschiedenis van het modernisme nog steeds gemarginaliseerde figuren als Egle, Albers en Grey zowel met haar eigen praktijk als met steeds nieuwe contexten verbindt.
Die lijn benadrukt ze verder door op elementen uit de architectuur en de geschiedenis van La Loge in te spelen. Op weg naar de toiletten beneden, waar ik mijn zaklamp tevoorschijn moet halen om te zien dat ik niet struikel, merk ik dat ik hetzelfde traject door het gebouw aan het volgen ben als de vroegere vrijmetselaarsnovices moesten afleggen en dat voor hen een symbolische betekenis had. Van de duisternis en ‘onvolmaakte’ geometrie van de kleinere ruimtes bij de ingang, waar ik zelf ben binnengekomen vanuit het felle zonlicht van de straat, naar de rechthoekige en belichte tempel, legden zij de weg af van onkunde naar wijsheid, rechtschapenheid en rationaliteit. (Dat gold ook voor de evolutie van de krappere keldertempel naar de ruimere kamers op het gelijkvloers.)
De ritualistische functie van de architectuur van La Loge, die in zijn ruimtelijke ordening de verschillende initiatiestadia van de vroegere vrijmetselaarsobediëntie op symbolische en ornamentale wijze weerspiegelt, en die Antunes opnieuw laat activeren, versterkt het gevoel van hommage. Tegelijkertijd is de tempel met een bijna heilige sfeer doordrenkt. Er wordt ruimte gemaakt voor aandacht, stilte en traagheid. Dat zijn trouwens de optimale, zo niet noodzakelijke voorwaarden om met Antunes’ werk en referentiekader om te gaan.
Door het verdere gebrek aan zichtbare referenties, is het eerder dit gegeven – een bewijs van Antunes’ architecturale gevoeligheid – dat Antunes’ onderzoek naar Simone Guillissen-Hoa, de eerste vrouwelijke architect die afstudeerde aan La Cambre én een huis in België bouwde, inluidt. De tentoonstelling is als een oefening in terreinverkenning, wel niet in een gebouw van Guillissen-Hoa, maar toch in de stad waarin zij actief was. La Loge, de eerste modernistische en tevens de eerste gemengde vrijmetselaarstempel in België, is immers een passende setting. Op dat vlak vormt discrepancies een soort prelude, en een veelbelovende bovendien.