Alles over kunst

Expo  HART Nr. 235

Zomertips HART 235

Style Congo. Heritage & Heresy

Daniela Ortiz, The Rebellion of the roots (France), 2020, courtesy de kunstenaar en de Kadist Collection Paris, © Daniela Ortiz / Kadist Collection

Het architectuurmuseum CIVA in Brussel mengt zich in het dekolonisatiedebat door het programma van Art Nouveau Brussels 2023 te verrijken met de groepsexpo Style Congo. Heritage & Heresy, de eerste tentoonstelling die een donkere kant van de art nouveau uitlicht. Het is een eigentijdse bevraging met hedendaags werk van een tiental deelnemers, gecureerd door onder meer de Congolese kunstenaar Sammy Baloji. Historisch materiaal, meestal uit de CIVA-collectie, is verwerkt in de installatie Congolisation van het Belgische architectencollectief Traumnovelle. Het is geen geheim dat koning Leopold II de opkomende art nouveau inzette om de Belgische kolonie te promoten en investeerders aan te trekken. Paul Hankar ontwierp de inrichting van de etnografische zaal in Tervuren op de Wereldtentoonstelling van Brussel in 1897. Architecten en kunstenaars kregen gratis Congolese grondstoffen, vooral hout, ivoor en zilver. Toen werd art nouveau ook ‘Style Congo’ genoemd. Een kanttekening werd in deze architectuurinstelling al geplaatst toen Judith Barry in 1992 bij de Hankar-tentoonstelling een installatie maakte met projecties die aan de kaak stellen dat de kolonie een motor was voor de rijkdom in België, en die installatie is opnieuw opgesteld. Enkele andere werken zijn kritische schilderijtjes van Daniela Ortiz, een nieuwe installatie van Jean Katambayi Mukendi en recente kleurenfoto’s van Chrystel Mukeba die Belgen met Afrikaanse roots portretteerde in Brusselse art-nouveaugebouwen. Via hedendaagse kunst verschuift deze geschiedenis van de marge naar het centrum.

Christine Vuegen

Style Congo. Heritage & Heresy, tot 3 september 2023, CIVA, Brussel, www.civa.brussels


Marcin Dudek

Tentoonstellingszicht Marcin Dudek, The Group, 2023, Kunsthal Extra City, Antwerpen, © We Document Art

De Poolse kunstenaar Marcin Dudek staat bekend als de ex-hooligan die kunstenaar werd. Hij groeide op in een ruige buitenwijk van Krakau en was lid van een gewelddadige voetbalfanclub die opschoof naar de criminaliteit. Na zijn kunstopleiding in Salzburg en Londen verhuisde hij in 2012 naar Brussel. Hij maakt internationaal opmars met grote installaties, sculpturaal werk en arbeidsintensieve collageschilderijen. DIY, maar uiterst precies. Vanuit zijn eigen verleden breekt hij thema’s open als geweld, familie en de kracht van de massa. Explosies van energie, daar houdt hij van. Hij steekt al eens iets in de fik en hij voert performances uit met oranje stadionfakkels, rookgranaten die sporen nalaten. Kunsthal Extra City in Antwerpen pakt uit met The Group, zijn eerste institutionele solotentoonstelling in de Benelux. In 2021 presenteerde hij bij Harlan Levey in Molenbeek een buitenmaatse jas van ruim driehonderd aaneengenaaide tweedehandsjassen als een soort shelter. De gigantische jas, The Group, is nu een installatie van acht meter hoog. Geweld en agressie zinderen na en worden verbonden met de bescherming en geborgenheid die Dudek ondervond als lid van de groep voetbalfanaten. Zeven werken, waaronder twee nieuwe, roepen diverse thema’s op in de sacrale sfeer van de oude Dominicanenkerk, de stek van Extra City. Een interventie van de kunstenaar op de opening liet sporen na op zijn werk en op vijftig exemplaren van de monografie Slash & Burn die verscheen bij Hopper&Fuchs. Een andere Dudek-ervaring valt te beleven als zijn solo met nieuw werk op 12 september opent in IKOB in Eupen.

Christine Vuegen

Marcin Dudek, The Group, tot 8 oktober 2023, Kunsthal Extra City, Antwerpen, www.extracitykunsthal.be


Ada Van Hoorebeke

Ada Van Hoorebeke, Fake Calligraphy, 2016, Manoeuvre, Gent, foto Chris Rotsaert

In het voorjaar van 2016 organiseerde ik met mijn magazine Girls Like Us in de Rue Haute in Brussel een ‘weekender’ waarbij we een heel programma aan activiteiten aan de Brusselse queer community voorschotelden. Het waren een paar woelige jaren geweest sinds ik in 2014 na achttien jaar in Amsterdam gewoond en gewerkt te hebben terug naar Brussel was verhuisd.

Ergens tijdens dat weekend voelde ik me voor het eerst echt verankerd in mijn nieuwe thuisstad. Het moment dat ik tijdens een workshop rondkeek en de geconcentreerde gezichten zag van een twaalftal participanten die batik bandana’s bedachten. Een mix van kunstenaars, performers, schrijvers, organizers, dj’s en toevallige passanten. Iemand had haar dochter van tien meegenomen. Het was gezellig.

De workshop werd gegeven door Ada Van Hoorebeke. Een kunstenaar die in Berlijn woont, maar net zoals ik uit Brugge afkomstig is — het creëerde gelijk een band. Ons accent, onze opvoeding. Ook iemand die ‘gevlucht’ was en een haat-liefdeverhouding heeft met haar moederland.

In mijn eigen researchpraktijk schrijf ik regelmatig over feministische kunstcollectieven die werken op de scheidingslijn tussen natuur en cultuur. En dat is precies wat Ada doet. Tijdens haar studies schilderkunst experimenteerde ze al met performances en uitwisselingen met andere kunstenaars. In 2006, op rondreis in Gambia, raakte ze sterk geïnspireerd door batik, een techniek waarbij men een mengsel van bijenwas en paraffine verwarmd op doek aanbrengt met een metalen stempel, pen of borstel en vervolgens verft. Wat bedekt is blijft ongeverfd. Zo worden er verschillende was- en verflagen toegevoegd aan een doek. Aan het eind maar ook tussen verschillende was- en verfstadia door, kan het doek uitgekookt worden om de was eruit te halen.

Eenmaal afgestudeerd nam ze al snel afscheid van de klassieke schildertechnieken en ging ze verder met het verkennen van niet-traditionele verftechnieken. Het was het begin van een spannende zoektocht naar all things batik. In Keulen bezocht ze meermaals de indrukwekkende verzameling van Rudolf Smend. Via een vriendin belandde ze uiteindelijk in Indonesië waar ze een bedrijfje vond dat gespecialiseerd was in plantaardig verven. Een collectief leerproces met vrouwen om de hoek, studenten van de lokale school en een aangewaaide amateur. Ze begon installaties te maken waarbij ze nieuwe verbanden legde tussen oude patronen en haar dagelijkse realiteit. Zowel batik als natuurlijk verven zijn in principe simpele technieken, maar het duurde uiteindelijk lang om ze echt onder de knie te krijgen. Ada gaf er wel haar eigen draai aan. Ze zegt erover: ‘Ik mocht de productieketen komen verstoren met een eigen vreemdsoortige inefficiënte keten met andere doeleinden. Deze tolerantie naar mij toe kan ik alleen maar verderzetten door anderen toe te laten in mijn eigen werk.’ Ze ziet het als een soort koken, met complexe stappen in het proces, waar je laag voor laag werkt en waarbij de verschillende componenten zoals een zuur of een base steeds anders reageren op de verschillende kleurstoffen van een doek. Een veranderlijk proces met verschillende geuren en kleuren dat ze wil meenemen in haar installaties. Over geur gesproken: batik ruikt niet altijd even aangenaam. Ada: ‘Sinds ik in 2012 begon te experimenteren met indigo en ammoniak van urine als reductiemiddel en daar in 2013 ook het werk The Shop Floor rond maakte, gebruik ik nog steeds deze techniek omdat die zo eenvoudig is en direct met je lichaam verbonden is. Je bent als het ware je eigen machine op de werkvloer.’ Het bracht haar terug naar haar roots (er werd vroeger in de Lage Landen ook met urine geverfd) en ze probeert om technieken en patronen uit de textielnijverheid van Vlaanderen ook bij haar werk te betrekken om een gezonde kruisbestuiving van elementen te hebben. Een persoonlijke favoriet is haar Fake Calligraphy-project uitgewerkt met kunstenaar Maartje Fliervoet en het Manoeuvre collectief. Het is een mobiele sculptuur bestaande uit een simpele set metalen frames, batik en gereedschap waarmee patronen worden gecreëerd door het collectief deconstrueren van schrift en het te herconstrueren tot een patroon dat op een schriftuur zonder letterlijke betekenis lijkt. Deze werkwijze is geïnspireerd op Batik Berusek, een traditioneel kalligrafisch batikpatroon uit Bengkulu in Indonesië dat op zijn beurt geïnspireerd is op tekens uit de Ottomaanse cultuur. Samen met andere kunstenaars, bezoekers en deelnemers van Manoeuvre werden elkaars handschriften en later ook tekstfragmenten geïnspireerd op verschillende manuscripten nageschreven, verhakseld en omgezet naar onleesbare kalligrafische batikpatronen waarbij ideeën over tekens los van betekenis centraal staan. Deze zomer staat Ada’s Rose Family Factory in al haar glorie te pronken bij Mu.ZEE in Oostende. [1] Batikatelier meets confituurfabriek in een museumsetting. In een parallel proces verwerkt de installatie bladeren van struiken die behoren tot de rozenfamilie (Rosaceae) tot kleurstof en de bessen van deze struiken — braambes, aardbei en framboos — tot confituur. Huisnijverheid en productieketens worden een soort van fictief zelfbedruipend systeem. Het werk zelf heeft iets surreëels maar wordt geleid door een pragmatisch denkproces dat voortkomt uit welbepaalde grondstoffen en de verwerkingsroutines die daaraan gekoppeld worden. Ook hier weer staat het proces centraal, waarbij Ada’s manier van denken en maken deze keer op een wel heel transparante manier tot uiting komt en via diverse performances met publiek wordt geactiveerd.In De Goudblomme vzw in Dudzele — een dorpje naast Brugge, waar ikzelf als kind veel vakanties heb doorgebracht — zaaide en plantte Ada deze lente verschillende soorten verfplanten voor blauw (wede), rood (meekrap) en geel (wouw). Ze wil zich de oorsprong van kleur verder eigen maken en door dit kweekproces het levensverhaal van de planten mee betrekken in haar toekomstige installaties. Daarnaast helpen de planten om een planning te maken, soms tot drie-vier jaar ver want sommige planten, zoals meekrap (Rubia tinctorum) hebben zo lang nodig voor het wortelnetwerk geoogst kan worden om verfstof van te maken. Bij haar zus in Eeklo creeerde ze een bloemenperkje met meisjesogen (Coreopsis tinctoria) dat een soort roestrood moet opleveren. Ten slotte zaaide ze wede in de moestuin bij mensen in Munkzwalm. Die zou oogstklaar moeten zijn tijdens Kunst en Zwalm, een kunstroute die plaatsvindt in Zwalm in het laatste weekend van augustus en de eerste twee weekends van september. ‘Ik tracht mij met andere wedekwekers samen te scharen. Indien de oogst mislukt heb ik al vriendelijke voorstellen om andermans wede te oogsten.’ En zo raakt ze langzaam maar zeker weer verstrikt in het Vlaamse landschap.

De cirkel is rond.

Jessica Gysel

  1. Rose Family Factory werd in 2021 door de Vlaamse Gemeenschap aangekocht. De installatie wordt door Mu.ZEE beheerd en is tot en met 1 oktober 2023 te zien in het museum, als deel van de collectiepresentatie. Meer info op www.muzee.be


Parade in Saint-Cirq-Lapopie

Saint-Cirq-Lapopie, foto Tamara Beheydt

Je zou het misschien niet verwachten, maar ook in piepkleine dorpjes in Zuid-Frankrijk duikt weleens hedendaagse kunst op. Tijdens de pandemie besloot kunstenaar Chantal Yzermans zich in Saint-Cirq-Lapopie, zo’n anderhalf uur rijden van Toulouse, te vestigen in een familiehuis van haar partner en er een kunstenaarsresidentie op te zetten. De residentie werkt op uitnodiging en is dus, om het met een modieus woord te zeggen, community-driven. Wie er resideert, woont en werkt met haar samen. In de ‘night shop’ op het gelijkvloers (een voormalige stal) kunnen kunstenaars werken en tonen. Verschillende kunstenaars keren ook regelmatig terug.

De naam van het project, Radicale1924, is enerzijds een referentie aan Radical Low, het ensemble waarmee Yzermans grootschalige conceptuele performances en multimedia werken uitbouwt, die het midden houden tussen beeldende kunst en podiumkunst. Anderzijds kenmerkt het jaartal 1924 de connectie tussen Saint-Cirq-Lapopie en het surrealisme. In dat jaar schreef André Breton namelijk Le Manifeste du Surréalisme — historisch het symbolische begin van de stroming.

Saint-Cirq-Lapopie is zeer letterlijk ‘pittoresk’; het uitzicht vanuit Yzermans’ huis is een ideaal postkaartplaatje. Vanwege die schilderachtige omgeving kent het dorp al een lange geschiedenis in en met de kunsten. Onder meer modernisten zoals Henri Martin (1860–1943) en Pierre Daura (1896–1976) verbleven er of legden het dorp vast in hun werken. De bekendste resident blijft echter André Breton. Hij kwam er eind jaren 1940 terecht toen hij door de nabijgelegen gemeente Cahors uitgenodigd werd om te spreken op een bijeenkomst van Citoyens du Monde, een organisatie die het wereldburgerschap verdedigt: mensen zouden wereldburger moeten zijn, en dus op globaal niveau moeten kunnen stemmen, zich vrij over grenzen moeten kunnen bewegen etc. Breton kocht in Saint-Cirq-Lapopie een huis met een toren, waar hij tussen 1951 en 1966 elke zomer zou wonen en werken.

In de week van 21 tot 26 augustus organiseert Radicale1924 Parade, The Public Event. De titel is een knipoog naar Parade, een ballet ontstaan als samenwerking tussen Cocteau, Satie en Picasso. In een tekst over het ballet gebruikt Apollinaire voor het eerst het woord ‘sur-réalisme’. Inmiddels is de parade in Saint-Cirq-Lapopie sinds 2021 een jaarlijkse gewoonte. Alle uitgenodigde kunstenaars van dat jaar komen samen om hun werk te maken en/of te presenteren in het dorp, op de route van de residentie tot het hoogste punt: bovenop de ruïne van een burcht. Op de open plek daar vinden dan, na de wandeling, performances of intieme optredens plaats. Onder meer Guillaume Bijl, Ria Pacquée, Carlos Aires, Luc Deleu, Hans Demeulenaere, Samyra Moumouh, A.L. Steiner, Elias Cafmeyer, Georges Adéagbo en Pierre Bismuth passeren de revue. Dit jaar komen onder andere Wim Wauman, Fran Van Coppenolle, Simon Masschelein, Kim Weynants, Michel François, Han Swolfs, Jolijn Baeckelandt, Véronique Bourgoin, Jordi Colomer en Jack Davey langs.

Bretons huis is gerenoveerd en werd recent ingehuldigd als museum gewijd aan de kunstenaar en het surrealisme. In 2024 wordt de honderdste verjaardag van het surrealistisch manifest gevierd met allerlei activiteiten en feestelijkheden. Ook Radicale1924 plant volgend jaar iets bijzonders: álle betrokken kunstenaars zijn uitgenodigd voor een tentoonstelling van een maand in en rond Saint-Cirq-Lapopie. Daar komen wellicht ook moderne werken bij, om een lijn te trekken van het surrealisme tot vandaag. Er zit bovendien een publicatie in de pijplijn rond het residentieproject zelf en bij uitbreiding het functioneren van (hedendaagse) kunst in de context van een klein dorp. Deze zomer feest, volgend jaar gróter feest.

Tamara Beheydt


Liliana Porter

Tentoonstellingszicht Liliana Porter, Le jeu de la réalité. Des années 1960 à aujourd’hui, 2023, Abattoirs, Musée – Frac Occitanie Toulouse, © Liliana Porter, foto Damien Aspe

Les Abattoirs in Toulouse verwelkomt de eerste Franse retrospectieve van Liliana Porter. Sinds 2000 biedt het negentiende-eeuwse monument onderdak aan het Musée d’art moderne et contemporain de la Ville de Toulouse en het Fonds régional d’art contemporain (FRAC) Occitanie Toulouse, met een vaste collectie, tijdelijke tentoonstellingen en ateliers. Liliana Porter groeide op in Argentinië, maar woont en werkt sinds de jaren zestig in New York. De tentoonstelling brengt een overzicht van haar praktijk, maar balanceert in werkelijkheid tussen haar oudere werk (uit de jaren zeventig) en werken uit de laatste jaren. De centrale hal van Les Abattoirs wordt ingenomen door één monumentale installatie bestaande uit een collectie objecten: van stoelen en muziekinstrumenten tot textiel, gebroken servies en miniatuurfiguurtjes: een blik op alles waarmee we ons omringen, op de stormachtige schoonheid van het dagelijkse. In 1964 was Porter een van de oprichters van de New York Graphic Workshop. In die periode draagt haar grafisch werk weleens een activistisch karakter, maar ze verkent vooral poëtische combinaties van fotografie en grafiek met tekst en tekeningen, die soms doorlopen in de muren van de expo. In recente jaren maakt Porter kleine maquettes of installaties waarin schilderkunst, gevonden objecten en miniatuurfiguren een rol spelen. Zo is er bijvoorbeeld een reeks die mini-mensjes tegenover werkinstrumenten van ware grootte plaatst — of hoe zwaar de taken en arbeid van het dagelijks leven op de mens kunnen wegen. Tegelijk met de retrospectieve van Porter loopt in de kelder ook een mooie tentoonstelling van de jonge Tabita Rezaire, een kruisbestuiving tussen oeroude rituelen en nieuwe technologieën.

Tamara Beheydt

Liliana Porter, Le jeu de la réalité, tot 27 augustus 2023, Les Abattoirs, Toulouse, www.lesabattoirs.org


Devan Shimoyama

Devan Shimoyama, Le Diable, 2022, olieverf, glitter, kleurpotlood, sieraden, Flashe, acryl, collage, stof en rijnstenen op doek, 213,4 x 172,7 cm, The Margaux & Rodolphe Blavy Collection, courtesy de kunstenaar en De Buck Gallery, New York, foto Zachary Riggleman

In het Centro de Arte Contemporáneo in Málaga loopt deze zomer een solotentoonstelling van de opkomende Afro-Amerikaanse kunstenaar Devan Shimoyama. Zijn kleurrijke en vrolijk uitziende schilderijen verkennen verhoudingen tussen ras en seksualiteit en zijn beïnvloed door populaire cultuur, muziek en mode, maar ook door spiritualiteit, magie en folkloristische rituelen. ‘Ik zie een verband tussen kunst en magie’, zegt hij in een recent interview. ‘Een schilderij of een gedicht is als een toverspreuk.’ Zijn nieuwste reeks neemt tarotkaarten als vertrekpunt. Vanuit zijn eigen ervaringen en leefwereld, schildert hij menselijke figuren (soms zelfportretten, soms vrienden, soms verzonnen gezichten), die op een empowering manier queerheid representeren. De felle kleuren, glitters en algemene uiterlijke schoonheid van de werken evoceren een vierende houding, maar verhullen ook wel een duistere waarheid, namelijk de keerzijde van discriminatie, racisme en queerfobie. De toevoeging van glitters, touwen, zijden bloemen, juwelen, kleren, en andere objecten geeft zijn schilderijen een sculpturale en dus tastbare dimensie. Zijn figuren én de materialen bevragen performatieve (gender)identiteiten en representatie in verhouding tot een (bedreigende) heteronormatieve mainstreamcontext.

Tamara Beheydt

Devan Shimoyama, Tell Me, tot 28 augustus 2023, CAC Málaga, www.cacmalaga.eu


Tiona Nekkia McClodden

Tiona Nekkia Mcclodden, Hold on, let me take the safety off, 2019, Rennie Collection, Vancouver, CA., COMPANY Gallery, New York, VS, courtesy de kunstenaar

Waarin ligt de aantrekkingskracht van vastbindtechnieken? Kinbaku-bi (letterlijk ‘de schoonheid van strakke binding’) is een techniek die voor het eerst in Japan ontstond, als een methode om gevangenen in bedwang te houden en te martelen. Dezelfde methode leidde ook tot verschillende vormen van erotische bondage, die aan het einde van de negentiende eeuw populair werden. In het pittoreske Basel heeft de Amerikaanse Tiona Nekkia McClodden haar eerste institutionele tentoonstelling in Europa. Die is ingericht met kunstwerken die helemaal in het teken staan van ademhalen en verschillende mechanismen, praktijken en aandoeningen die de ademhaling al dan niet bewust beperken. Zoals smoorkleppen — kleppen die de luchttoevoer van motoren kunnen verkleinen. Opgespannen leren schilderijen ombonden met touwen, die lijken te verwijzen naar Kinbaku-bi technieken. Of een serie zwartgeverfde vanghekken die rond de nek van een rund kunnen sluiten om zijn bewegingsvrijheid te verkleinen. Er speelt een video waarin de kunstenaar zichzelf heeft vastgebonden. En een andere waarin we haar zien slapen. McClodden lijdt aan slaapapneu, een conditie waardoor ze tijdens haar slaap een masker moet dragen dat verbonden is aan een medisch apparaat dat de luchtstroom verhoogt zodra de kunstenaar zonder adem komt te zitten. Na een twintigtal minuten slaat het apparaat aan. McCloddens nadruk op de toestroom van lucht bezit een adembenemende poëtische kwaliteit die verre van onschuldig is.

Bas Blaasse

Tiona Nekkia McClodden, THE POETICS OF BEAUTY WILL INEVITABLY RESORT TO THE MOST BASE PLEADINGS AND OTHER WILES IN ORDER TO SECURE ITS RELEASE, tot 13 augustus 2023, Kunsthalle Basel, Zwitserland, www.kunsthallebasel.ch


Ann Veronica Janssens

Tentoonstellingszicht Ann Veronica Janssens, Grand Bal, Pirelli HangarBicocca, Milaan, 2023, © 2023 Ann Veronica Janssens / SIAE, foto Andrea Rossetti

Grand Bal is de treffende titel voor de nieuwe overzichtstentoonstelling van Ann Veronica Janssens in Pirelli HangarBicocca. De voormalige Pirellifabriek in Milaan werd amper tien jaar geleden ingericht als tentoonstellingsruimte met meer dan tienduizend vierkante meter aan vloeroppervlakte. Het zijn de grote namen van de hedendaagse kunst die de imposante ruimtes van de hangar vullen. De show voorspelt een feestelijke choreografie, met de meest uitgebreide selectie werken tot nu toe van de gelauwerde Belgisch-Britse kunstenaar, die afgelopen maand de Ultima voor Beeldende Kunst 2022 won. Met installaties, sculpturen en ruimtelijke interventies en ingrepen verricht Janssens sinds het einde van de jaren 1970 op een zeer consistente wijze onderzoek naar onze ruimtelijke perceptie en de interactie van specifieke elementen en media zoals licht, kleur, spiegels, lucht of mist, met hun omgeving en omringende objecten. Met zowel oud als nieuw werk, brengt de tentoonstelling haar experimenten in uiteenlopende media en materialen samen in de voor haar kenmerkende minimale gestes en ingetogen vormen en gebaren, die desalniettemin de strijd aanbinden met niks minder dan de totaliteit van een ruimtelijke ervaring. Grand Bal verzamelt werken die steeds op een andere manier de ervaring van hun omgeving infecteren en de actieve deelname van de bezoeker aanmoedigen. Uiteraard geen bal zonder licht of geluid, maar uiteindelijk wordt de choreografie gedanst door de ruimtelijke ervaring zelf.

Bas Blaasse

Ann Veronica Janssens, Grand Bal, tot 30 juli 2023, Pirelli HangarBicocca, Milaan, www.pirellihangarbicocca.org


Cy Twombly

Tentoonstellingszicht Cy Twombly, Maroc 1952/1953, 2023, Musée Yves Saint Laurent, Marrakech, © Fondation Jardin Majorelle, foto Marco Cappelletti

Het valt makkelijk en kort samen te vatten: het Yves Saint Laurent museum in Marrakech brengt een kleine archieftentoonstelling over de reis die Cy Twombly (1928–2011) gedurende enkele maanden in de winter van 1952 en lente van 1953 doorheen Marokko maakt. Hij deelt zijn reisbeurs met een andere kunstenaar, Robert Rauschenberg (1925-2008). In hun rugzak bevindt zich niet veel meer dan een tweedehands fototoestel, potlood en papier. De reis voert hen van Casablanca naar het Atlasgebergte en via Marrakech naar Tanger en Tétouan. De schetsboeken, foto’s en briefwisseling liggen netjes in vitrines en de tentoonstelling eindigt met één schilderij van Twombly, Volubilis uit 1953. Het voelt alsof Twombly alleen maar achteruit in de tijd gaat, tot en met de klassieke oudheid; daar waar de kunstgeschiedenis de belangrijkste inspiratiebron voor zijn beeldend oeuvre heeft geplaatst — en die nu op een directieve manier wordt bewaakt door de poortwachters van zijn nalatenschap.

De zorgvuldig gecomponeerde presentatie laat zich als een archeologische opgraving benaderen, of wat daarvoor dan kan doorgaan: elk streepje, spoor, woord, zin uit een summiere correspondentie is het bestuderen waard, maar het klinkt tegelijkertijd romantischer dan het werkelijk is (geweest). Er ontspant zich zoiets als een dubbele realiteit. Afgaande op deze tentoonstelling heeft Twombly zijn reis door Marokko allesbehalve goed gedocumenteerd – en Rauschenberg lijkt bijna op een toevallige medereiziger, al wordt hij meermaals door zijn vriend gefotografeerd. Buiten een opsomming van steden zijn er geen exacte data of plaatsnamen aan foto’s of schetsen gekoppeld. Was het een vorm van naïviteit, gezien hun jonge leeftijd, een blindheid voor een vorm van archivering, of voltrok zich een allesoverheersende mentale zoektocht, in tijd en ruimte meervoudig en vooral mobiel? Was het een koppigheid die de twee kunstenaars reeds in de zomer van 1951 met elkaar deelden, in een klein gedeeld atelier op Black Mountain College?

Rauschenberg en Twombly waren een koppel toen ze naar Zuid-Europa en Marokko reisden. Hun amoureuze relatie wordt in de tentoonstelling en bijhorende catalogus met drie korte essays echter nergens vermeld — in 2018 merkte een journalist van de New York Times reeds hetzelfde op, naar aanleiding van twee afzonderlijk in Amerika opgezette retrospectieve tentoonstellingen. Behoort dit biografisch gegeven tot de privésfeer, en vooral ook, brengt de relatie geen enkele toegevoegde waarde om hun artistieke zoektocht uit diezelfde jaren vijftig te benaderen?

Alleen al voor Twombly’s schetsen zou je toch naar Marrakech kunnen afreizen. Om de krassen, strepen die hij van geometrische patronen overneemt, telkens weer herhaalt, snel, vitaal, in je op te nemen; samen met de fonetisch geschreven woorden in Darija die hij ernaast heeft geschreven (labes, beslema, Sidi / Hoe gaat het? Tot ziens! Mijn Heer). Bij de selectie van de foto’s mis je het feit dat de twee kunstenaars de camera deelden, elkaar veelvuldig hebben gefotografeerd (in bed, op trappen, in een bos en kleine steegjes, telkens met een oog voor het verticaal of horizontaal lijnenspel). Het brengt ons telkens terug bij wat zowel aan de reis vooraf is gegaan als wat achteraf is gevolgd. Want ze bleven elkaar fotograferen. De contactvellen liggen wel degelijk in sommige publieke archieven. De keuze (of was het de mogelijkheid?) om maar één schilderij van Twombly te tonen, werkt dan weer niet als een gemis. De ruimtelijkheid binnen het schilderij, de weelde om je ogen even te kunnen sluiten en als het ware tussen de onbewuste lijnen te gaan liggen, is een overdonderende ervaring.

Dat was anders in het najaar van 1953, toen Robert (Bob) Rauschenberg en Cy Twombly samen in Stable Gallery in New York Paintings and Sculptures presenteerden. Wit was kort samengevat een gemene deler tussen hun sculpturen, collages en schilderijen. De vraag is bovendien in hoeverre veel werken uit die periode niet grotendeels gezamenlijk tot stand zijn gekomen, zowel tijdens hun reis als net daarvoor, op Black Mountain College. Carolyn Brown herinnert zich: ‘Artists, art critics, and viewing public alike were flabbergasted, outraged, or mystified — often all three. Nothing sold: at least nothing sold through the gallery. On the day the show came down, a few of Bob’s friends bought paintings, but unfortunately for Bob, his friends were as poor as he was. When we asked the prices, Bob’s answer was ‘I’ll take whatever you have in your pocket.’ Twombly toonde er onder meer de schilderijen Tiznit, Ouarzazate, Volubilis en Lala. ‘The color and music have affected me considerably’, schreef hij halverwege de reis doorheen Marokko en de titels koos hij grotendeels ook omwille van de muzikaliteit van de klanken.

In 1951 realiseert Rauschenberg White Painting (Seven Panels) op Black Mountain College. John Cage (1912–1992) was toen, naast Twombly, een van de andere terugkerende residenten en hij zou later aangeven: ‘The white paintings came first: my silent pieces [4’33”] came later.’ In het archief van Twombly bevindt zich een brief van Rauschenberg uit 1954, in kapitalen geschreven: ‘IF ONLY TIME WERE OURS TO SPEND, AGAIN. TO HAVE OUR LIVES. I PAINTED THE 4-PANNEL (sic) PAINTING A VERY EXPENSIVE FLAT WHITE TONIGHT AND IT IS DRYING NOW LIKE WHITE AIR FROZEN IN ITS STUBBORNESS... I WANTED YOU TO BE WITH ME SO MUCH WHILE I WAS DOING THE PAINTING AND THOUGHT OF BLK. MT. IN THAT FUNNY LITTLE ROOM WHEN WE PAINTED THEM THE FIRST TIME.’

Phillip Van den Bossche

Cy Twombly, Maroc 1952/1953, tot 2 juli 2023, Musée Yves Saint Laurent, Marrakech, www.museeyslmarrakech.com