Het plotse overlijden van Panamarenko kwam ook voor mij als een schok, en ik was allicht niet de enige. Want talrijk zijn weerom de mensen die hem blijkbaar op een of andere manier ‘persoonlijk kenden’. Toch: de laatste jaren meed hij de publieke ruimte, al werd hij twee dagen voor zijn dood nog geïnterviewd door de VRT en waren er diverse interview-aanvragen van andere media. Maar in 2005 deed hij iets wat bij mijn weten geen enkele andere grote kunstenaar ooit voor hem deed: zijn pensioen aankondigen op tv. Het was bij de opening van zijn grote retrospectieve in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten in Brussel en ik beken met enige trots: een kwartier daarvoor had hij het me al toevertrouwd, ‘ik goan me pensioen, ik kan toch nie maain hiel leve vliegtuigskes blaaive moake’.
Ik kende Panamarenko eerst enkel van naam: in de jaren zestig werd hij in het Antwerpse bekend met zijn deelname aan happenings, zoals het verkeersvrij maken van het Conscienceplein in Antwerpen, door het te barricaderen met ijsblokken. Het was ook de tijd van Ferre Grignard, de hippie-cafés als de Muze en vele andere dingen, Antwerpen was toen een bruisende stad, al smoorden politie en overheid al dat recalcitrante gedoe met alle mogelijke middelen.
Panamarenko zou zich nadien laten opmerken, eerst nationaal – vooral via zijn tentoonstellingen in de Antwerpse galerie Wide White Space – door de zeppelin ‘The Aeromodeller’ op te laten stijgen op een weide in de Antwerpse Kempen, door over een plafond te lopen met magnetische schoenen, door van een krokodillenvijver, laarzen in sneeuw, een grote ijskreem en een vrouwenfiguur in vilt (samen met Dr. Hugo Heyrman) sculpturen te maken.
Maar ook de uitvinder, ingenieur, knutselaar, relativeringsfilosoof en subtiele humorist in Panamarenko werden wakker gemaakt: hij ontwierp vliegtuigen, vliegende rugzakken, duikboten, mechanische kippen en wat dies meer zij, die stilaan de aandacht trokken van vigerende kunstpausen als Jan Hoet, maar later ook van anderen in binnen- en buitenland. Hoet zou Panamarenko, samen met Marcel Broodthaers, propageren als de belangrijkste Belgische kunstenaar van de tweede helft van vorige eeuw.
Ik ontmoet Panamarenko voor het eerst halverwege de jaren tachtig, in zijn huis aan de Biekorfstraat Antwerpen. Zijn legendarische moeder laat me binnen en bekijkt me kwaad, want zij en haar zoon worden niet graag gestoord. Papegaaien allerhande zitten in het hele huis, het zal voor mij altijd op mijn netvlies gebrand blijven. Ik interview Panamarenko voor het eerst, voor het dagblad De Morgen waar ik toen voor werkte. Nadien volgen nog verschillende andere gesprekken, onder meer voor de Financieel-Economische Tijd en het kunstmagazine HART, maar ik had ook vele ontmoetingen met hem, onder meer in de galerie van Ronny Van de Velde aan de Ijzerenwaag op het Antwerpse Zuid en in het legendarische Luchtschipgebouw in Borgerhout.
Daar leerde ik Panamarenko – in de grootst mogelijke bescheidenheid – iets beter kennen. Vooral: hij was een kunstenaar die geen duimbreed toegaf aan de toen al opduikende commercialisering van de hedendaagse kunstwereld. Zijn originele werken waren authentiek, de vele multiples en andere oplages die van zijn tekeningen en sculpturen gemaakt werden: dat was niet zijn zaak, maar van zijn galeries, met name Ronny Van de Velde in Antwerpen, Guy Pieters in Knokke, Deweer in het West-Vlaamse Otegem enzovoorts. En dat was niet mis: ik bezocht ooit een kunstsmederij in het Oudenaardse, waar zijn vliegende man ‘Pepto Bismo’ (een versie is nu nog altijd te zien op het Sint-Jansplein in Antwerpen) klaar stond in de zoveelste versie, overigens samen met het werk van andere succesvolle editie-kunstenaars als Jan Fabre, Wim Delvoye en anderen.
Panamarenko kende succes, met tentoonstellingen over de hele wereld, waarin hij enkel afgeremd werd door zijn vliegangst. Hij was ook heel argwanend tegenover de kunsthandel, de museumdirecteurs, de curatoren, en vooral de critici: ze hadden allemaal hun eigen agenda, met name scoren op zijn merites. En – heel soms – werd hij dan ontzettend boos. Ik heb hem ooit een collega-criticus in het openbaar weten afmaken, omdat die ‘stront in zijn ogen had’.
Maar Panamarenko was vooral eerlijk: als het op was, was het op. Zijn terugtrekken van de ‘metropool’ Antwerpen naar de landelijke Zwalmstreek, samen met zijn partner-in-crime en koffiehandelaar Eveline Hoorens, was een statement, net als zijn pensioenaankondiging dat was. Panamarenko was gelukkig in Michelbeke, met zijn joert, de nomadetent waar hij graag in verbleef, en met de vijver waarin zwanen zwommen. Op een dag zag ik hem in die vijver springen en een zwaan in zijn armen klemzetten, omdat ze iets deed wat hem niet beviel, wat weet ik niet meer.
Panamarenko was sterk, zowel als mens, als origineel denker en als kunstenaar.
Ik bied Eveline mijn grootste medevoelen aan.
Marc Ruyters, december 2019.